Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1861
(1861)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 223]
| |
welk aan de eene zijde van het land der Germanen wordt afgesloten door den bijna ondoordringbaren muur der Alpen, terwijl de beide andere zijden omspoeld worden door de Adriatische en Middellandsche zeeën, is heden ten dage andermaal het tooneel geworden van historische feiten, waarvan de eindelijke uitslag, hoewel min of meer vermoed kunnende worden, noode met zekerheid te bepalen is. Beschouwen wij Italië in al zijne grootheid en zwakheid, in al zijne relatiën, zoowel van de verschillende staten onderling als in zijne internationale belangen, dan zien wij ons als het ware genoodzaakt, dat land te beschouwen als eene instelling, eene magt, welke vóór eeuwen reeds beheerscht werd door, en onder den invloed stond van Rome - het eeuwige Rome, zoo als men die stad der steden niet ten onregte genoemd heeft en nog noemt - en menschelijker wijze gesproken, zal die stad eeuwig blijven, want de herinnering aan magt sterft nimmer. Italië wordt teregt genoemd: de tuin van Europa; het geeft trotsche, indrukwekkende, zoowel als liefelijke en bevallige natuurtafereelen te aanschouwen en te genieten. Het klimaat in Italië wordt nergens ter wereld geëvenaard en zijne hulpbronnen op bijna elk veld van landbouw, industrie, kunst en handel, al zijn vele dier hulpbronnen dan ook voor het oogenblik nog naauwelijks ontgonnen, zijn onuitputtelijk te noemen. Italië's verleden is een wonder: zoodanig zelfs dat het ongeloofelijk zijn zou, indien het niet met onuitwischbare letteren op de geschiedrollen der oudheid stond aangeteekend; doch niettegenstaande dit, of liever juist daardoor, hoe nederig, hoe schijnbaar nietig was het niet in de beginselen! Eenige gelukzoekers vestigden zich op de oevers van den Tiber en vormden eene republiek; naarmate zij vermenigvuldigden, onderwierpen zij zich aan de magt der koningen: iets dat door zekere geschiedschrijvers geschetst wordt als Rome's staat van kindschheid, daar het zeker is, dat het onder zijne koningen naauwelijks in staat was om op eigen beenen te staan, en op zijn best slechts eene flaauwe force motrice (beweegkracht) bevatte. Na dit tijdperk van onbeduidendheid komt het consulaat aan de beurt als ook de eindelooze oorlogen tegen de Galliërs, Grieken en Carthagers. | |
[pagina 224]
| |
Overwinningen die niet anders behaald werden, dan ten koste van de hevigste worstelingen, grondvestten een rijk, dat den scepter voerde over het grootste gedeelte van Europa, Azie en Afrika. Een afgrijselijk schouwspel - de moord van den magtigen Julius - grondvestte de monarchie der Caesars, wier regeringsdaden zich kenmerkten door allerlei gruwelen en ondeugden. Doch de val van het Romeinsche rijk is slechts te beschouwen als een val op politiek gebied, daar het volk, de wetten, de architectuur enz. Romeinsch bleven. Nu opende zich voor Rome een ander tijdperk, en in de middeneeuwen als ook in eenige later daarop gevolgde tijden was Italië een bewonderenswaardig land, en nimmer heeft het, over het algemeen beschouwd, een edeler voorkomen opgeleverd. Italië was de schitterendste ster van Europa geworden en binnen zijne grenzen bereikten kunsten, wetenschappen en letterkunde eene benijdenswaardige hoogte. Terwijl andere landen naauwelijks in aanmerking kwamen, tenzij wegens hunne oorlogzuchtige geaardheid en onbedwingbaren moed, was Italië beroemd wegens zijne scholen, geleerdheid en vrijgevigheid, jegens mannen van verdiensten in het een of ander vak van kunst of wetenschap. Zijne steden waren sieraden van bouwkunst, en zij welke die steden bewoonden blonken uit door rijkdom, beschaving en intellectuele ontwikkeling. Venetië, Genua, Livorno en andere steden maakten van den handel der aan de Middellandsche zee gelegen steden haar monopolie en hadden handelsbetrekkingen aangeknoopt met het verre Oosten. Italiaansche kooplieden der XIV en XV eeuw hebben werkelijk de grondslagen gelegd, waarop de handelsbetrekkingen der nieuwere tijden rusten. De zucht naar onafhankelijkheid bezielde al de handelssteden en werd door eene avontuurlijke onderneming dienstbaar gemaakt, om de hulpbronnen die het volk ten dienste stonden, te exploiteren. Allerwege werden er fabrieken en handelsvereenigingen opgerigt en trapsgewijze, hoewel niettemin op hechte grondslagen, werd Italië de horen des overvloeds, waarin het vernuft en vindingskracht zich laafden. Al deze maatschappelijke en zedelijke verhoudingen en toestanden, breidden zich uit tot over andere landen, zoodat Italië niet slechts andere natiën onderrigt gaf hoe lakens en | |
[pagina 225]
| |
zijden satijnen en wollen stoffen geweven werden, hoe men ijzer en andere metalen smelt en bewerkt, hoe de wetten der werktuigkunde worden toegepast enz., - doch tevens toonde het door zijn voorbeeld, dat standvastigheid en het steunen op eigen krachten, wanneer men een goed en edel doel voor oogen heeft, niets behoeft te verliezen door eene meer uiterlijke beschaving en verfijnde manieren. Ook zijn wij Italië dank verschuldigd omdat het de codices civiles (de burgerlijke wetboeken) voor ons, het nageslacht, bewaard heeft, van welke wetten de geest, zoo niet de letter in elk land van Europa, behalve in Turkije op min of meer ruime schaal is toegepast en een ontzaggelijken invloed heeft uitgeoefend op den voortgang der moderne beschaving. Ons hedendaagsch bankstelsel, zonder hetwelk de handel zou gebleven zijn zoo als in vroegere tijden het geval was, een lastig en belemmerend stelsel van ruilingen namelijk, zijn wij verschuldigd aan het Italië van het derde tijdvak, en ten opzigte van de fraaije kunsten: de beeldhouwkunst met Michel Angelo, de dichtkunst met Dante, de toonkunst in de meest uiteenloopende verscheidenheden hare tweelingzuster, en eindelijk de schilderkunst met Raphael. Waar zouden wij eindigen indien wij al de weldaden moesten opsommen, die Italië aan de menschheid bewezen heeft! En beschouwen wij dat schoone land in de jeugdige frischheid en glorie van zijne tweede jeugd, dan verliezen wij ons het eerst in verwondering, dat het is nedergestort van het hooge standpunt waarop het was geplaatst en eene prooi is geworden van die vernedering, welke de moeder is van tegenspoeden en rampen; doch een weinig nadenken slechts zal voldoende zijn, om ons op de hoogte te brengen van de oorzaken die hebben geleid tot dien droevigen, doch grootschen ondergang; want Italië bevat in zich al de elementen die medewerken tot de herleving van gewesten, die in verachterden toestand zijn geraakt. Rome is voor Italië een zegen geweest zoowel als een vloek; door eene ontzettende krachtsontwikkeling wekte het een strijd en antagonisme op, welke leiden tot zulk een opstand der gemoederen, dat geheel Europa stuiptrekte en er gevoelens ontwikkeld werden, die als het ware den aanblik der natuur schijnen veranderd te hebben. | |
[pagina 226]
| |
Zulke hevige kramptrekkingen brengen omwentelingen te weeg, welke slechts door de gewone grondstellingen der rede kunnen verschoond of getemperd worden. Slechts zij die niet denken kunnen, verwonderen zich over de veranderingen, den ondergang en de opkomst der maatschappelijke verhoudingen. ‘Overmatige eerzucht loopt zich zelve voorbij,’ merkt Shakespeare zeer juist aan, en dit is vooral van toepassing geweest op Italië of liever op de staten, die onderling eene soort van federale unie (bondschappelijke vereeniging) vormden. Te midden van den luister en de ridderlijke zeden van den voorspoed wordt de toekomst doorgaans weinig geteld. Hieruit kunnen wij deze gevolgtrekking opmaken: het ligehaam wordt ontzenuwd; het hoofd - het denkvermogen - verzwakt, en wij zien de woorden bevestigd van zekeren wijsgeer uit den nieuweren tijd: ‘een land waar stoffelijke welvaart toeneemt, naarmate de physieke, morele en intellectuele toestanden der bevolking afnemen, wordt allengskens rijp voor verval en eindelijken ondergang.’ Het Italië der midden- en latere eeuwen was een schitterend panorama, dat de zinnen betooverde en den aanschouwer van bewondering bijna verstommen deed; doch reeds was de worm in den bloesem aanwezig en voedde zich langzaam, hoewel gestadig met zijne weelderige sappen. Inwendige oorzaken werkten aanvankelijk het meest mede tot Italië's vernedering. Hoe langer hoe meer werden de hoogere standen ontzenuwd door brooddronkenheid en weelde. De geringere klassen begonnen zoo als men zegt ‘de handen in den schoot te leggen,’ en daar de grond vruchtbaar genoeg was om datgene op te leveren wat zij tot hun levensonderhoud behoefden, loste hare vroegere veerkracht zich allengskens op in een brooddronken genot van het tegenwoordige. Niets verzwakt den geest meer dan een slaperig genot van het tegenwoordige en die soort van droomerigheid welke den voormaals zoo fieren Turk, bijna heeft doen dalen tot het peil van een redeloos dier. Volgens sommigen zou het zacht bekoorlijk klimaat daarmede in betrekking staan; en wel is waar moeten wij erkennen dat deze stelling veel gewigt heeft ten opzigte van de ethnologie (volkenkunde). Doch de Romeinen der oudheid hekommerden zich niet over | |
[pagina 227]
| |
het klimaat: zij konden strijden in het Oosten, zoowel als in het Noorden; en het is eene onwederlegbare waarheid, dat de natuurlijke gesteldheid van het hedendaagsch Italië bij niets kan vergeleken worden, behalve dat de kern verteerd was en slechts het edel en bevallig omhulsel was overgebleven. Twee eeuwen geleden, was Italië een der landen dat de beste troepen leverde, en het laat zich aanzien dat zulks nogmaals het geval zijn zal, wanneer het door den drang der omstandigheden genoodzaakt, geroepen mogt worden zich andermaal onder de volkeren van Europa te doen gelden. Doch wij zinspelen hier op een vroeger tijdperk, daar wij getracht hebben aan te toonen, dat Italië zich zelf verzwakte, alvorens eene magtige drukking van buiten het ter neder wierp in het stof van het noodlot; maar in zijn val bleef het ook regt uitgestrekt liggen. Vadzigheid is, zoo als ons door de geschiedenis op de welsprekendste wijze geleerd wordt, de eerste nagel in de doodkist der natien, en dit was op Italië van toepassing. Werkeloosheid voert tot verbastering van zeden en tot al die kwalen, welke het verlies der vrijheid en eene gemakkelijke onderwerping voor eene vreemde magt te weeg brengen. Juist die teruggang maakte dat Italië een der slagvelden werd van Europa. De krijg was voor Italië een der verschrikkelijkste vervloekingen. Frankrijk en Duitschland hebben reeds met elkander sedert eeuwen gekampt om het bezit van den Italiaanschen bodem. Doch dit is geen exceptioneel geval, en gelijk wij reeds hebben aangemerkt: de botsing der vijandelijkheden werkte mede om Italië voor te bereiden, tot een lang tijdperk van zwakheid. Behalve zijne inwendige oorzaken van zwakheid, had dit land te worstelen met de publieke opinie die het uitwendig drukte. Vijanden, veel meer te duchten dan ooit de ruwe Gothen of fiere Hunnen geweest waren, bestormden zijne muren, en die vijanden waren de moderne denkbeelden: - eene magt, grenzenloos als het uitspansel des hemels en waarvoor het sidderde als voor het licht van den bliksem. Die magt was steeds aangegroeid sedert Italië aan Europa wetenschappen, kunsten en litteratuur had geschonken. De aangrenzende volkeren begonnen in te zien, dat het hunne bestemming niet was te blijven stilstaan; en naarmate handel en opvoeding de laatste zwákke overblijfselen vernietigden der riddertijden, verschenen er breed- | |
[pagina 228]
| |
geschouderde mannengestalten op het wereldtooneel die gevoelden, dat zij een nieuw tijdperk intraden, en wel een tijdperk dat frisscher, edeler en helderder was dan ooit te voren. Die revolutie, merkwaardig in alle maatschappelijke verhoudingen, werd bespoedigd door het gewigtigtigste feit in de moderne geschiedenis: de ontdekking van Amerika. Nadat de oude wereld van de eerste verbazing een weinig was bekomen en er werkelijk van overtuigd was, dat er een nieuw werelddeel was ontdekt, werden wijsbegeerte, godsdienst, wetenschappen, staatkunde en staathuishoudkunde van eeuwen herwaarts op hare grondvesten geschokt, en de ruwe ernst, die steeds den grond legt voor nieuwe toestanden en een prikkel verleent aan de daden van den menschelijken geest, om nieuwe en groote daden te ondernemen, blies haren adem ver over land en zee; - de pols der natiën sloeg snel, en er stonden mannen op die, sterk van hart en hoofd, besloten, dat de onsterfelijke Columbus niet voor zich zelven alleen het regt zou hebben ontdekkingen te doen. Daaronder behoorde ook Vasco da Gama, die, door zijne ontdekkingsreis om de kaap de Goede Hoop, het vraagstuk oploste, dat reeds sedert zoolang bestudeerd was: een nieuwe weg naar Indië. Dit was andermaal een verschrikkelijke slag voor Italië. De ontdekking van Amerika benadeelde Italië's zedelijk gezag, terwijl de ontdekking van de Zuidkust van Afrika zijne stoffelijke belangen deed wankelen, gelijk eene aardbeving den grond doet daveren. In den loop der tijden werd het eens zoo magtige Italië den handel op den Levant ontnomen, een monopolie, op welks bezit het zich eeuwen lang had mogen beroemen. Het trotsche. Venetië werd vernederd; Genua, Florence en Livorno zagen zich teruggebragt tot het voeren van een handel, die bijna uitsluitend tot de kusten der Middellandsche zee en tot den Bosphorus bepaald bleef; de dagen van weelde waren weldra verdwenen en tevens die middeneeuwsche grootheid, die zulk een luisterrijk licht verspreide over de middeneeuwen. Dus was eene wijziging in de rigting van den handel met de Levant andermaal een element, hetwelk op Italië een tegenstrijdigen invloed uitoefende, on wel op Italië zelf het eerst en vervolgens op de gansche wereld, een waar- | |
[pagina 229]
| |
schuwend voorbeeld voorwaar voor zulke natiën, die teren op vroegere grootheid, dat juist de hoogste gebouwen het meest gevaar loopen om tot puinhoopen in een te storten. Hierbij moeten wij als het ware onwillekeurig opmerken, hoe verwonderlijk de magt is van den handel. Hij bindt en ontbindt, doch wat hij ook doet, onvoltooid laat hij niets. En wij kunnen slechts het verval betreuren van handelsplaatsen als Venetië en de andere Italiaansche republieken, wier paleizen in bouwvallen liggen, wier voorraadschuren ledig zijn en wier bevolking verminderd is tot eene schaduw van hetgeen zij vroeger was. Doch wij mogen de gegronde hoop koesteren, dat de handel van Italië, wanneer er slechts een algemeen Italiaansch Statenverbond mogt tot stand gekomen zijn, herleven en op nieuw bloeijen zal. Indien het zoo veel besproken Suezkanaal werkelijk tot stand komt, dan zal Italië mede rijkelijk zijn aandeel ontvangen in den Europeschen handel met de O. Indiën, China, Australië en de eilanden van de stille Zuidzee, en min of meer zijn vroegeren luister herwinnen. De stoomkracht heeft den handel in 't algemeen eene algeheele wijziging doen ondergaan, en wanneer wij weten dat kennis geenszins een artikel van monopolie is, doch hare weldaden over allen die ernstig streven naar haar bezit, gelijkelijk verdeelt, dan zou hij, die beweren wilde, dat Italië niet eenmaal rijkelijk van al die gunstige omstandigheden partij zal trekken, zich aan eene grove dwaling schuldig maken. Daarentegen zou de vrees niet ongegrond zijn, dat de te wachten groote opeenstapeling van rijkdommen, eene wederinstorting zou kunnen ten gevolge hebben, in die soort van zedelijke en verstandelijke lethargie (dommeligheid), waardoor zulke volken gekenmerkt worden, die te veel toegeven aan de beoefening van toonen dichtkunst en te ruimen teugel vieren aan eene fantastische verbeeldingskracht. Aan alle zijden door een' magtigen, onverzettelijken vijand omringd, zullen de Italianen alle krachten moeten inspannen, om zich zelve te beschermen en die pogingen tot zelfverdediging kunnen met regt verwacht worden van eene vereenigde natie van dertig millioen zielen, die allen ééne taal spreken, onder het oppergebied staan van één monarch en onderworpen zijn aan een eenvormig wetstelsel. Doch het is niet raadzaam om te veel op eens | |
[pagina 230]
| |
te verwachten. Verandering is een der hulpmiddelen voor de beschaving, en werkt gestadig, hoewel langzaam, indien zij slechts in hare menigvuldige ontwikkelingstijdperken gesteund en bevorderd wordt door vereischte oplettendheid, voor redelijke verpligtingen, onvermoeide werkzaamheid en de aankweeking van hetgeen den mensch als redelijk wezen het meest tot eer verstrekt: het verstand. Eene melodie welke het hart treft, is eene goddelijke gift, zoo ook de melodie welke uitgaat van het aanbeeld van elken eerlijken arbeid, hoedanig die arbeid dan ook zijn moge. |
|