| |
| |
| |
Mengelwerk.
George Frederik Händel.
Men heeft meermalen en niet ten onregte aangemerkt, dat de levensbeschrijvingen van uitstekende toonkunstenaars somtijds op eene meer dorre en min bevallige wijze zijn te boek gesteld, dan de bijzonderheden aangaande groote mannen, die zich door het beoefenen van een der zusterkunsten, een welverdienden naam hebben verworven. Als iemand de bewijzen heeft geleverd, dat hij met vele opmerkelijke begaafdheden is toegerust, dan zal zijne innerlijke waarde niet over 't hoofd worden gezien of onbekend blijven, door de toevallige omstandigheden welke aan het beroep of bedrijf dat hij in de maatschappij vervult, verbonden zijn. Lord chesterfield en de vernuften van zijne eeuw, hebben wel op eene minachtende en spottende wijze over ‘vioolspelers’ gesproken; maar door de muzijk eene veel lagere plaats in den rang van kunsten en wetenschappen te geven, toonden zij slechts hoe wanluidend hunne weinig harmonische zielen gestemd waren. Maar in de tijden die wij beleven, waarin men deze zaken veel meer op prijs stelt dan in die dagen, moeten wij ons op een ander standpunt plaatsen, en zijn wij volgaarne bereid, om hun al den lof toe te zwaaijen, die hun regtmatig toekomt. En wie kon meer aanspraak maken op den eernaam van diepzinnig en onvermoeid scheppend genie dan händel, de vorst en de meester van alle groote muzikale compositiën? Hooren wij hoe zijne kunstgenooten zijne voortreffelijke verdiensten beoordeelden! ‘Hij staat aan het hoofd van ons allen,’ riep de aartsvaderlijke haydn uit. ‘händel,’ zeide de dramatische mozart, ‘weet het best van ons allen, hoe een groot effect daar te stellen: als hij het verkiest, dan kan hij ons den donder doen hooren.’ De lyrische dichter beethoven noemde hem ‘den vorst van het muzikale koningrijk.’
‘Hij was de grootste componist die ooit heeft geleefd,’ zeide hij tot moscheles; ‘ik zou mijn hoofd willen ontblooten, en bij zijn graf nederknielen.’ -
George frederik händel werd geboren te Halle, in het
| |
| |
hertogdom Maagdenburg, den 23sten Februarij 1685, volgens den heer schoelcher, zijn laatsten geschiedschrijver, van wiens vele, belangrijke aanteekeningen wij een ruim gebruik hebben gemaakt, en die de dwaling heeft weêrlegd, als zoude hij volgens het opschrift in de Westminster kapel den 24 Februarij 1684 geboren zijn. Zijn vader was als geneesheer met roem bekend, hij was ten tweeden male gehuwd en had den leeftijd van drie en zestig jaar bereikt, toen dit kind geboren werd. Het is opmerkelijk dat de componist zijne grootste en meest uitvoerige scheppingen heeft te voorschijn gebragt tusschen den leeftijd van zes en vijftig en zeven en zestig jaren: de Jephta verscheen in de laatste dagen van dit tijdperk. De oude doctor händel kon het denkbeeld niet verdragen, dat zijn zoon toonkunstenaar van beroep zou worden. Alle gewone voorzorgen werden in 't werk gesteld, om de aangeboren neigingen van het ontluikend genie te smoren, want de vader had zijn zoon, al dadelijk bij zijne geboorte, voor het regtsgeleerde vak bestemd. Op zeer jeugdigen leeftijd, naauwelijks den ouderdom van zeven jaar bereikt hebbende, slaagde het kind er in een clavecimbaal of spinet (soort van klavier), een instrument dat toen veel in de nonnenkloosters werd gebruikt, in zijn bezit te krijgen, en des nachts als men den kleine slapende dacht, gleden zijne vingertjes over de toetsen, en bragten allerlei welluidende akkoorden voort. Dezelfde geest van onvermoeide volharding openbaarde zich bij het jonge kind, ook bij eene andere gelegenheid. Hij had een halven broeder, eenige jaren ouder dan hij. Deze behoorde tot het gevolg van den hertog van Saksen Weissenfels, en bij gelegenheid dat de oude händel dien zoon eens wilde bezoeken, verzocht de knaap zijn vader te mogen vergezellen. Dit werd hem echter op stelligen toon geweigerd. Hoewel zeer teleur
gesteld, drong het kind hierop niet verder aan, maar volgde het rijtuig te voet, dat bij den slechten staat der wegen bijna ondoenlijk was. Zoodra hij het paleis van den hertog bereikte, begaf hij zich naar de kapel, om aldaar het orgel te bezigtigen. Eens op een morgen, kort na het bezoek van vader en zoon, bemerkte de hertog iets ongewoons in de wijze waarop het orgel bespeeld werd, en hij vroeg zijnen kamerdienaar, wie die verandering had te weeg
| |
| |
gebragt. Deze noemde zijn broeder, en gaf daarbij te kennen, hoezeer zijn vader tegen, zijn broeder evenwel met eene sterke ingenomenheid voor dit vak bezield was, waarop de goedhartige hertog beiden liet ontbieden. Hij wees er op dat het hier natuurlijke aanleg, en niet het volgen van eene aangeleerde methode was, en hij bepleitte de zaak zeer goed, door het als eene misdaad voor te stellen, waaraan men zich aan de maatschappij en aan de nakomelingschap zou schuldig maken, als men de wereld van zulk een genie beroofde. Nu de vorst zelf zich als een voorstander der muzijk deed kennen, kwam de geheele zaak den waardigen geneesheer in een geheel ander licht voor, waardoor hij in zooverre zijne vooroordeelen overwon, dat hij zijn zoon op hunne terugreis naar Halle veroorloofde, om geregeld de lessen van zachau, organist in de hoofdkerk, en iemand die zeer bekwaam en trotsch op zijn leerling was, bij te wonen. Nu maakte hij snelle vorderingen, en er bestaat nog een eigenhandig geschreven muzijkstuk van hem, met het jaartal 1698 geteekend, en dus op dertienjarigen leeftijd vervaardigd, dat overvloedige sporen van het ontluikend genie bevat. Tien jaren oud zijnde, componeerde hij eenige sonates, in drie deelen, waarvan de alom bekende heer weidman in Leipzig eigenaar werd; zelfs verzekert de heer john hawkins ten stelligste, dat händel slechts negen jaren oud, motetten vervaardigde voor kerkdienst, en dat hij er gedurende drie jaren elke week eene zamenstelde.
De grondslagen tot zijne studiën waren alzoo te Halle gelegd, en zijn edele en waardige leermeester had hem edelmoedig als zijn meerdere erkend. Nu begaf hij zich in 1698 naar Berlijn, waar toen de opera onder de bescherming van frederik I bloeide, en hier mogt hij zich beroemen op de hulp der eerste toonkunstenaren in Italië, waaronder men mannen als een bononcini en ariosti telde. De faam was händel reeds vooruit gesneld; en de twee hier boven genoemde vernuften stelden zich hem (en niet onnatuurlijk) voor, als iemand die over 't paard was getild, en van wiens bekwaamheden een overdreven roep uitging. Bononcini wilde hem eens op de proef stellen, en componeerde daarom eene cantate in chromatischen stijl, waarin genoeg moeijelijkheden voorkwamen, om een ervaren meester in 'tnaauw te brengen.
| |
| |
Dit had evenwel voor den leerling van zachau niets te beteekenen, en hij speelde het stuk met zooveel naauwkeurigheid, kracht en juistheid, dat het iemand die drie of vier malen zoo oud was als hij, tot eer verstrekt zou hebben. Van dit oogenblik af dagteekenen de vijandelijkheden, waarvan hij het slagtoffer was. Het was niemand anders dan bonincini die naderhand den Engelschen adel tegen händel in 't harnas joeg, en wiens hatelijkheden aanleiding gaven tot het wel bekende puntdicht van swift, waarvan, zoo als men weet, de twee laatste regels luidden:
‘Men haat elkander en waarom?
't Is doedeldei en doedeldom.’
Zijn vader stierf niet lang nadat hij zich in Berlijn bevond, en in 1703 treffen wij händel aan te Hamburg, waar hij zich eene betrekking wenschte niet als klavierspeler, maar slechts als tweede viool. Wat hiervan ook de beweegreden mogen zijn geweest, er had hierin spoedig eene verandering plaats. De arme reinhard keiser, het hoofd der vereeniging, was met veel schulden, het gevolg van eene ongeregelde en losbandige leefwijze, bezwaard, en hoewel zijne verdiensten als componist boven allen twijfel verheven waren, zoo zag hij zich toch genoodzaakt, om zijn post te laten varen. Tot ieders verbazing nam de onbekende violist zijne plaats in voor het klavier, en al spoedig gaf hij blijken niet alleen een groot genie, maar ook bovendien een verdienstelijk meester te zijn. Hier ontkwam händel ter naauwernood het gevaar van zijn leven te verliezen in een tweegevecht met matheson, de eerste kennis die hij bij zijne komst in Hamburg gemaakt had.
Matheson was een voornaam zanger te dier tijde, en volgens zijne eigene getuigenis had hij van händel, wien hij den toegang tot zijns vaders huis had ontsloten, een juist begrip gekregen omtrent de wijziging der geluiden (modulatie) en de methode van zamengestelde klanken. Hij had zelfs de opera Cleopatra gecomponeerd, waarin hij de rol van marcus antonius, wiens dood reeds in 't begin van 't stuk plaats heeft, had op zich genomen, en daarna was hij gewoon om de muzijk met het klavier te begeleiden en het als componist te bespelen. Bij zekere gelegenheid weigerde händel zijne plaats als orkestmeester te verlaten, waaruit een hevige
| |
| |
twist ontstond, die in een tweegevecht vlak voor het huis uitliep; maar gelukkig stuitte het zwaard van zijne tegenpartij op een metalen knoop af, en hierdoor werd de groote man voor Europa en voor zijn toekomstigen roem bewaard. Na dien tijd werden matheson en händel boezemvrienden, en aan deze vriendschap zijn wij vele wetenswaardigheden uit het leven van den grooten componist verschuldigd.
Na te Hamburg de opera's Almeria, Florinda en Nerona gecomponeerd te hebben, begreep händel dat hij nu op de hoogte was om Italië, het land der muzijk, te bezoeken, en gretig nam hij de gelegenheid aan, die zich hiertoe aanbood. Zijn verblijf aldaar was hem zoowel nuttig als gedenkwaardig door zijne kennismaking met corelli en scarlatti, twee componisten, uit wier opera's men ziet dat zij met händel veel punten van overeenstemming hadden. Hij sloeg vele aanbiedingen die hem te Napels en op andere plaatsen gedurende zijne reis gedaan werden, af, en kwam in 1710 te Hanover. Hier trok hij al spoedig de opmerkzaamheid tot zich van den keurvorst, later george I van Engeland; deze benoemde hem tot zijn kapelmeester met een inkomen van 1,500 kroonen, op voorwaarde dat hij dadelijk, nadat zijne werkzaamheden waren afgeloopen, zou terug komen om zijne betrekking waar te nemen. Maar in dien tusschentijd bezocht händel Londen en hier voelde hij zich onweerstaanbaar tot dit tooverachtig middelpunt aangetrokken, dat voor hem altijd eene magnetische kracht behield. Een te Deum en een feestzang, die hij bij het vieren van den vrede van Utrecht vervaardigde, bezorgde hem eene jaarwedde van 200 pond en nu bestond er minder dan ooit kans dat hij tot de vervelende pligten, aan zijne betrekking te Hanover verbonden, zou terugkeeren. Eensklaps echter in 1714 stierf koningin anna, en george I die haar opvolgde, was niemand anders dan de keurvorst van Hanover, dien hij zoo zeer door zijne nalatigheid had beleedigd. Eerst durfde hij zich niet aan het hof vertoonen, maar spoedig werd hij uit zijne verlegenheid gered door de voorkomenheid van den opperstalmeester, baron kilmansegge.
Vernomen hebbende dat de koning het voornemen had om een feest op den Theems te geven, deelde de baron dit dadelijk aan händel mede, die daarop het beroemde stuk, bekend onder den naam van ‘muzijk
| |
| |
op 't water’ zamenstelde. In korten tijd zocht hij eenige muzijkanten bijeen, volgde het vaartuig, en toen hem de gelegenheid hiertoe gunstig voorkwam, verrastte hij het koninklijk gezelschap met de liefelijkste melodiën, die eene zeldzame uitwerking te weeg bragten. Spoedig verzocht men hem om eenige onlangs gecomponeerde solo's voor den koning te spelen en korten tijd daarna werd zijn jaargeld door den koning en de koningin tot op 600 pond vermeerderd. Hij kon het dus nu ruim stellen, en daarenboven verkeerde hij gedurende drie jaren, van 1715-1718 als gast in het huis van lord burlington. Hier was hij gewoon pope, gay en arbutnoth te ontmoeten. Gay was een groot liefhebber van muzijk, hoewel hij er volstrekt geen verstand van had, arbutnoth was componist en kende de regels der muzijk grondig, en pope had geen denkbeeld van ‘de harmonie der liefelijke geluiden’ en vond er ook volstrekt geen smaak in. Dit verhinderde echter niet dat hij met het genie van händel veel op had, hem hoog waardeerde en hem zijne schatting betaalde in de ‘Dunciade.’ Van lord burlington begaf händel zich naar Cannous, het verblijf van den hertog van Chandos, waar hij gedurende twee jaren als componist voor de afzonderlijke kapel bleef en aldaar vele concerto's, muzijkstukken voor het orgel en sonates zamenstelde, als ook het oratorium Esther, en Acis en Galatea, waarvoor gay den tekst schreef.
In 1720 vormde de adel het besluit om eene mijzijkschool te stichten; er werd voor vijftig duizend pond ingeschreven en händel tot directeur benoemd. Van dit oogenblik af dagteekenen eene lange reeks van onaangenaamheden en kwellingen, die gedurende twintig jaren zijn leven verbitterden, hem zijne fortuin deden verliezen, zijne gezondheid ondermijnden en zelfs voor korten tijd invloed op zijne geestvermogens hadden. Het is ons voornemen niet om al de wederwaardigheden waaraan hij gedurende die jaren ter prooi was, aan te teekenen, toen hij met grove onwetendheid, partijdigheid en den slechten smaak van velen te kampen had. Dit alles, gevoegd bij de onophoudelijke vijandigheden van bonocini en ariosti verdreven hem van Haymarket naar Lincolnfield, van daar naar Covent Garden en naar vele andere oorden, waar hij zich niet op zijne plaats bevond, tot dat,
| |
| |
zooals door een welsprekenden mond is gezegd, zijn eeuwige roem werd gegrondvest op de puinhopen van zijn vergankelijk fortuin, en hij van de opera tot het oratorium overging. Hierbij moeten wij echter niet vergeten, dat, toen iedereen in de groote wereld hem den rug toekeerde, en eenige dwazen die in de aanzienlijke kringen den toon gaven van hem spraken, als van iemand die ‘zijn tijd heeft gehad’ en dat alles ‘tegenwoordig maar prulwerk’ was, aan dublin de eer toekwam, het eerst bij de uitvoering van zijn onsterfelijken Messias, die men toen niet in Londen durfde beproeven, mede gewerkt te hebben. Pope heeft op dit uitstapje naar Ierland in 1742 gedoeld, als hij spreekt van de godin der dwaasheid, die händel naar de Iersche kusten had verdreven, om hare vadsige rust te verstoren. Nu was hij op het keerpunt in zijn leven gekomen en gedurende de zeventien jaren die verliepen, sedert zijne terugkomst in Engeland en zijn dood op Goeden Vrijdag 13 April 1759, had hij de voldoening te zien, dat zijne overheerlijke werken eene nieuwe school in de muzijk stichtten, onvergankelijk zoo lang de kunst zal blijven bestaan. Als een staaltje, hoeveel men te dier tijde met zijne werken ophad, vermelden wij alleen, dat gedurende de jaren 1750-1759 de uitvoering van zijnen messias, alleen aan het hospitaal voor vondelingen (eene liefdadige instelling, waarin händel veel belang stelde) 7000 pond opbragt. De laatste zeven jaren van zijn leven werd hij bezocht met eene volslagen blindheid, welk lot hij deelde met homerus en met milton; deze ramp had hij zelf op eene aandoenlijke wijze bezongen. Maar bij afwisseling van zijne oratoriums speelde hij nu en dan nog concerto's op het orgel, en hierin werd hij bijgestaan door zijn leerling
j.c. smith. Het was een aandoenlijk schouwspel, als de eerwaardige grijsaard, wiens genie aller oor had betooverd, daar aan de hand der vriendschap tot voor het publiek werd geleid, om verstoken van het edele zintuig des gezigts, zijn opgetogen gehoor te begroeten.
De Messias werd in 1741 gecomponeerd, toen händel den leeftijd van niet minder dan vijf en zestig jaren bereikt had, en dit gewigtige werk volvoerde hij in den ongelooflijk korten tijd van drie en twintig dagen. Voor samson besteedde hij vijf en dertig dagen; dit zijn enkele van de vele
| |
| |
voorbeelden van de verwonderlijke vlugheid en het gemak waarmede hij werkte. Bij deze gelukkige eigenschappen had hij echter een zeer prikkelbaar zenuwgestel, waardoor zijn humeur tusschenbeide alles behalve aangenaam was. Zelfs op de concerten die onder zijne leiding voor frederik, prins van Wallis, gegeven werden, kon hij zijn toorn naauwelijks bedwingen, als de dames met elkander praatten in plaats van te luisteren. Op zulke tijden ontzag hij zich niet zelfs in tegenwoordigheid der vorstelijke personen te schelden en te vloeken, maar de beminnelijke vorstin die händel gaarne lijden mogt, riep dan der babbelende dames toe: ‘stil, stil, händel, wordt boos!’
Dit waren slechts kleine vlekken op een waarlijk edel karakter, en ze zijn naauwelijks noemenswaard als men van zulk een schitterend genie spreekt. Verleden jaar, juist eene eeuw geleden, dat die groote geest der wereld werd ontrukt, was hij bijzonder het voorwerp der dankbare vereering en zal dit nog in vele volgende eeuwen blijven zoo lang de muzijk bij het nageslacht beoefenaars zal tellen, en de oorsprong van al die vereering zal gevonden worden in de alles overweldigende mengeling van liefde, hoogachting en ontzag, het natuurlijke gevolg van zoo veel grootheid, schoonheid en magt. Het doet ons goed hierbij te kunnen melden, dat hij vrij was van schraapzucht en gierigheid; integendeel was hij liefdadig en edelmoedig, en schoon hij maar 20,000 pond naliet, werd door hem 1000 pond vermaakt aan het fonds voor behoeftige toonkunstenaars en hunne nagelaten betrekkingen.
|
|