langs den grond henen, en beschrijven daarbij in het luchtruim cirkels, die elkander doorsnijden; zóó als gij het somtijds wel eens, maar in het klein, van twee kapelletjes gezien hebt, die elkander in de Meimaand navlogen.
Maar zie, onder dat spelen, lieten zij, wat zij hadden moeten overbrengen, ontglippen en het verspreidde zich in de lucht, en het geraakte dooréén, en vermengde zich.
Dadelijk vliegen zij het haastig en bekommerd na, zij beijveren zich het terug te krijgen, en uit te zoeken en van elkaâr te scheiden, wat ieder hunner toebehoort, en elk het zijne weder te nemen. - En, hoe fijn en bovenaardsch die goddelijke gaven ook waren, toch slaagden zij in hunne pogingen; echter niet zonder dat de eene, door eene onwillekeurige ruiling, eenige kleine stofjes van zijn deel in dat van den andere verspreid had gelaten.
En zóó kwam een gedeelte van hetgene voor het kind van den mensch, voor het teedere meisje, bestemd was, tot het kroost van den vogel, aan het nachtegaaltje; en een naauw merkbaar deeltje van de melodie, voor den nachtegaal bestemd, werd het mondje van het jonge meisje ingestort.
Lieve vogel, kleine broeder van het wicht, dat in die wieg rust; als straks veertjes uwe vleugelen dekken, vlugt dan niet vreesachtig en schuw naar de bosschen, en verberg u niet in de digte struiken; vlieg, fladder, zonder vreeze, rondom deze woning; kwelende en huppelende, vertrouwelijk en liefkozend, zoo als kinderen zijn in hunne eerste, lieve levensjaren.
En gij, lief meisje, kleine zuster van den nachtegaal, laat eerlang uwe stem zoet en liefelijk zijn!
Laat haar zacht en liefelijk zijn, om zuivere toonen voort te brengen en aan te houden, en door bekoorlijk maatgeluid de harten te roeren en te streelen.
Laat haar zacht en liefelijk zijn, om beurtgezangen aan te heffen met uwe gezellinnen; om de stem van uwen vader en uwe moeder te beantwoorden, en het hun te zeggen hoe lief gij hen hebt.
Laat haar zacht en liefelijk voor den arme zijn, die om ontferming smeekt; en voor den ongelukkige, die troost behoeft.
Laat haar zacht en liefelijk in uwe gebeden zijn, als zij zich tot God zal verheffen, om Hem lof en dank te brengen.
Naar het Fr. van ortolan.