| |
| |
| |
Mengelwerk.
Koningin Elisabeth en de tijd waarin zij leefde.
‘De gedenkwaardige regering dier roemrijke koningin’ zegt zeker hedendaagsch schrijver, ‘werd voornamelijk gekenmerkt door mannen die uitmuntten in allerlei vakken van kunst en wetenschap, zoowel dichters, wijsgeeren en tooneelspelers, als legerhoofden, staatslieden en regtsgeleerden.’ Indien deze woorden waarheid bevatten - hetgeen naauwelijks aan eenigen twijfel onderhevig is - dan maakt de regering van koningin elisabeth een tijdperk uit dat allergewigtigst was, niet slechts voor Engeland in 't bijzonder, maar voor de menschheid in 't algemeen; en te regt, want elisabeth was als het ware het middelpunt van den cirkel uit hetwelk alle gebeurtenissen van haar tijd uitgingen, zoowel op burgerlijk, godsdienstig en maatschappelijk gebied, als op het gebied der letteren, kunsten en wetenschappen.
Gelijk den meesten die zich eene historische vermaardheid hebben weten te verwerven, vielen ook aan elisabeth de meest uiteenloopende, de meest tegenstrijdige oordeelvellingen ten deel. Laat ons te dien opzigte napoleon tot voorbeeld nemen. De eene schrijver, bezield met al het fanatisme eener overdreven heldenvereering, zal hem verheffen tot den grootsten held, den edelsten mensch; hij zal hem noemen den volvoerder eener Goddelijke zending, den roem van zijn land, ja van de geheele wereld; terwijl een ander, met onverzoenlijken haat vervuld, het beeld zal nederrukken van het voetstuk, om hem, die straks vergood werd, uit te krijten als den afschuwelijksten menschenslagter, den laaghartigsten geweldenaar die ooit een troon bezoedelde, en als den grootsten vijand zoowel jegens zijn land als jegens den Hemel. Evenzeer, doch met meerderen hoewel ongenoegzamen grond is elisabeth tot de wolken verheven als eene volmaakte verschijning in de geschiedenis, zoodat zij van den anderen kant ook met minder reden miskend en gelasterd
| |
| |
werd. Laat ons, terwijl wij van hare deugden en van hare gebreken gewag maken, het veelzijdig karakter dier vorstin beschouwen ten opzigte van hare verschillende betrekkingen, en trachten wij na zulk een onpartijdig onderzoek, tot eene algemeene conclusie te geraken. Men verlieze echter vooral niet uit het oog dat de onpartijdigheid geenszins in de waagschaal wordt gesteld, door die soort van christelijke liefde, welke, wanneer de beweegredenen voor eene daad niet in alle opzigten duidelijk zigtbaar zijn, die beweegredenen beschouwt als voort te spruiten uit een edel en opregt gemoed, in zoo verre andere daden dit gevoelen wettigen.
Gelijk wij straks aanmerkten zijn de verwijten tegen koningin elisabeth minder gegrond dan die tegen napoleon. Dit is vooral daarom waar, omdat men de eerste opvoeding zoowel als het verschil van geslacht, weinig of niet in aanmerking heeft genomen. Elisabeth werd gewoonlijk beoordeeld, zoo als men een monarch beoordeelt, doch zelden als eene koningin en eene vrouw, en niettemin zijn de feilen die haar door hare vijanden werden aangewreven, bijna allen te verklaren door het gebrekkige harer opvoeding, de rampen waarmede zij in hare eerste levensjaren te kampen had, en door het feit dat zij eene vrouw was. Reeds als kind van alle moederlijke leiding en zorg verstoken, telkens onder het toezigt van een anderen beschermer, aan de eene zijde hevige klagten moetende aanhooren tegen hen die hare moeder en haar zelve hadden verongelijkt, of tegen hen die de verwoesting van hare godsdienst en van haar leven in den zin hadden, terwijl zij van de andere zijde, omringd door een drom van vleijers hare schoonheid, hare begaafdheden en hare geschiktheid voor den koninklijken troon hemelhoog hoorde verheffen, kon het wel niet anders of de zaden van haat, eigenwaan en ijdelheid, die gestrooid werden in het jeugdig gemoed, moesten eenmaal rijpen tot een weligen oogst. En wanneer men verder bedenkt dat zij als koningin - of liever als keizerin, want nimmer wierp elisabeth het zwaard weg, dat het prerogatief der kroon haar verleend had, hoewel zij het gewoonlijk in de schede hield, - niemand had die haar ten leidsman zou kunnen wezen, met eene groote natie aan hare voeten, en behebt met eene magtige neiging tot haat, trots en liefde, - is het geenszins
| |
| |
te verwonderen dat zij somtijds beheerscht werd door haar eigen krachtigen wil en door hare natuurlijke hartstogten, en dus genoopt werd veel te doen, dat haar bij velen maar al te zeer gebrandmerkt heeft als eene despotieke, wraakzuchtige en gevoellooze vrouw.
Beschouwen wij in de eerste plaats de schaduwzijde van haar karakter. Haar trots die in zekere mate ongetwijfeld het gevolg was van achting voor zich zelve en van het krachtig bewustzijn van hare positie als gebiedster van Engeland en van de zeeën, werd des te meer aangekweekt doordien het vrouwelijk element zich deed gelden; en hare trots verviel tot ijdelheid met al haar nasleep van zelfzucht, jaloerschheid, nijd, vooringenomenheid en vooroordeel, waaraan zij ongestoord den teugel vierde, meer volgens de hardnekkigheid en prikkelbaarheid van hare inborst, dan volgens de eischen der edelmoedigheid en regtvaardigheid. Ten opzigte van de ter doodbrenging van maria stuart, welk feit altijd wordt aangehaald als de grootste smet die op het karakter van elisabeth kleeft, is er veel in het midden te brengen, tot hare verdediging zoowel als tot hare veroordeeling. Wij mogen vooral niet uit het oog verliezen, dat, hoewel Engeland in het algemeen en de Protestantsche partij in 't bijzonder de belangen der kroon waren toegedaan, de woelingen der Spaansch- en Pausgezinden nogtans alle reden gaven tot bekommering. Telkens herhaalde opstanden in Ierland, die nu en dan zelfs opentlijk ondersteund werden door Spaansche hulp, de pogingen van den hertog van alva in 1569 om, onder beleid van vitelli, in verband met de Engelsche Roomsch-Katholijke partij een inval in Engeland te wagen - de opstand der Pausgezinden in de noordelijke graafschappen in hetzelfde jaar - de zamenzweringen van throgmorton en clichton in 1584 en van babington in 1586 - dit alles strekte genoegzaam ten bewijze dat eene strenge onbeperkte magtsoefening noodzakelijk was, om alle aanslagen tegen de veiligheid van den troon te bedwingen. En wat maria stuart betreft: zeventien jaren lang was geheel Engeland door haar en door hare partijgangers verontrust
geworden. De intrigues en de valschheid van haar, die niet een enkele deugd bezat van de koningin van Engeland, doch oneindig meer dan deze met gebreken behebt
| |
| |
was, deden eene vrees voor haar ontstaan die maakte dat men voor haar steeds op zijne hoede was. Over het kwade in het karakter van maria stuart willen wij niet verder uitweiden, want zij was opgevoed in de goddelooze school der Fransche losbandigheid, te midden van de medicissen en de guises. Zij had twee zaken in haar voordeel: hare jeugd en haar betreurenswaardig lot, en toen zij den dood onderging te Totheringay, door eene daad waarvan het gemakkelijker is de politiek dan de regtvaardigheid of wettigheid te verdedigen, gingen er velen tot hare partij over gelijk ook in latere tijden velen voor hare nagedachtenis den handschoen hebben opgenomen. Men wachte zich nogtans wel, het feit der teregtstelling van maria stuart te beschouwen als niets anders dan een gevolg van den hevigen wrok dien elisabeth jegens haar koesterde. Wel is waar was die wrok sterk genoeg om ten laatste de stem harer betere gevoelens tot zwijgen te brengen en het doodvonnis te onderteekenen, dat altijd als een smet op haren naam zal blijven kleven; doch zij is daartoe niet overgegaan dan nadat het duidelijk was gebleken dat het de wil des volks was en zij door hare ministers genoodzaakt werd het doodvonnis te bekrachtigen. Zeker beroemd hedendaagsch schrijver, sprekende van de gevolgen der teregtstelling van maria stuart, zegt: ‘Den dag dat maria stuart ter dood werd gebragt, was de toestand van geheel Engeland te vergelijken met dien van iemand, die, na den nacht onrustig droomende en door de nachtmerrie gekweld te hebben doorgebragt, ontwaakt en vrolijk overeind springt, als zijnde Engeland plotseling bevrijd van de gevaren en de angst, waarmede het zeventien jaren lang was vervolgd geweest.’ Dit is de gebeurtenis in de regering der groote koningin die haar later leven als vergiftigde, terwijl zij nimmer vergeten kon dat het de
belangen van het land alleen niet waren, die haar tot die daad hadden doen besluiten; dit is de gebeurtenis die haren naam bij zoo velen van latere geslachten geschandvlekt heeft. Ware elisabeth toevallig in de plaats geweest van maria stuart en had laatstgenoemde als koningin geleefd en ware zij als koningin gestorven, welk een hemelsbreed verschil zou het oordeel der nakomelingschap ten opzigte van die twee vorstinnen niet hebben opgeleverd! Men zou de gebreken van maria
| |
| |
stuart nimmer verbloemd, noch de deugden van elisabeth verkleind hebben.
Tot dusver hebben wij getracht de schaduwzijde aan te wijzen van het karakter der groote koningin. Er zijn onder hare vijanden lieden geweest, laaghartig genoeg om hare eer als vrouw in twijfel te trekken. Aanvankelijk werden die lasteringen uitgedacht door de losbandige aanhangers der Fransche ambassade: nietswaardigen die waren opgevoed in de bedorven atmospheer van het hof en die in eene deugdzame onafhankelijkheid niets anders wilden zien dan een mantel om losbandigheid, gelijk de hunne, onder te verbergen. Dergelijke aantijgingen verdienen in den tijd dien wij thans beleven naauwelijks besproken te worden en wij zullen er dus ook hier niet verder over uitweiden. Dat wij ze voorbijgaan met stilzwijgende verontwaardiging: de verontwaardiging van hen die het laaghartig gemoed verfoeijen, hetwelk er zich op beroemt lasteringen uit te denken en te verspreiden: dat wel verre van eere te geven wien eere toekomt, vlekken tracht op te sporen in de heldere zon, en een los gerucht doet voorkomen als een bewezen feit. Van den anderen kant daarentegen: ‘Justitia fiat, ruat coelum,’ zoodat wij, wat het ook kosten moge, trachten moeten een juisten, onpartijdigen blik te werpen in haar karakter, zelfs al moest het resultaat daarvan het beeld onzer heldin van haar voetstuk neder werpen in het stof. Doch zulk een resultaat behoeven wij geenszins te duchten, want, schoon de juiste kennis van hare gebreken haar genoegzaam vernedert om medelijden voor haar te gevoelen, blijft het door haar ingenomen standpunt niettemin te hoog om haar te verachten, en hoewel zij ver beneden het volmaakte blijft, is zij evenzeer verheven boven het alledaagsche en het middelmatige, zoodat, al moeten wij haar ook den stralenkrans eener heilige ontzeggen, de lauwerkrans der heldin ongeschonden hare slapen versiert.
Zeer veel zouden wij tot haren lof kunnen zeggen, doch om dat onderwerp naar eisch te behandelen, zouden wij ons bestek overschrijden moeten. Naauwelijks zou men in de wereldgeschiedenis een vorst of eene vorstin kunnen aanwijzen, die meer dan elisabeth naijverig was op den roem van haar land en op het welzijn van hare onderdanen.
| |
| |
Dezen edelen naijver legde zij aan den dag, niet door misplaatste teergevoeligheid, maar door als eene oppermagtige gebiedster haar rijk met vaste hand te besturen, want hare regering was niet minder autocratisch dan die van hendrik VIII, schoon zij zelve in verstand, beleid en doorzigt oneindig ver boven dien vorst verheven was. Haar eigenmagtig bestuur zag zich ten taak gesteld, de onstuimige levenskrachten van een tijdperk van ontwikkeling en vooruitgang in bedwang te houden, onregt en geweld te beteugelen in het binnenland, en haar volk in het oog der buitenlandsche natiën eene onafhankelijke, ontzagwekkende stelling te verzekeren. De uitkomsten bewezen dan ook de wijsheid eener politiek die haar eene rigting deed volgen waardoor zij van alle zijden door gevaren bedreigd werd. Hare onderdanen namelijk, die, indien zij in eene zoo autocratische regering als de hare niet een belangeloos doel hadden gezien dat hoofdzakkelijk hun eigen bestwil beoogde, zulk een absoluut gouvernement onmogelijk hadden kunnen verdragen en onder eene meer gematigde regering tot losbandigheid zouden zijn overgeslagen, zagen zich bestuurd door eene vaste hand, en in hun eigen belang geleid tot ontwikkeling en vooruitgang, op onstoffelijk zoo wel als op stoffelijk gebied. Onder de gewigtige nationale en materiële belangen die door elisabeth krachtig bevorderd werden, kunnen wij hier slechts eenige weinige vermelden. Aan de doelmatige spaarzaamheid waarmede onder haar bestuur de schatkist beheerd werd, had men het te danken, dat de kroon zich ontlasten kon van al de schulden die onder de vroegere regeringen waren aangegaan. De koophandel bereikte een vroeger nimmer gekenden trap van bloei, er heerschte meer welvaren, onder de lage standen vooral, dan ooit te voren, en de denkbeelden der koningin omtrent financiële aangelegenheden worden volkomen uitgedrukt in deze hare gedenkwaardige woorden: ‘geld in de
beurzen mijner onderdanen is even goed als geld in mijn eigen schatkist.’ Het muntstelsel dat onder de regering harer voorgangers verwaarloosd was, werd door haar geregeld; zij liet groote inkoopen doen van wapenen op het vaste land; zij wendde alles aan wat maar eenigzins strekken kon om hare artillerie te verbeteren; en, wat van nog meer gewigt was dan dit
| |
| |
alles, zij bewerkte dat Engeland heerschte over de zee, tot dat zij ten laatste haar doel bereikt zag, en met regt genoemd werd: ‘de groote hervormster der Engelsche zeemagt, de koningin der zeeën.’
De wijze waarop zij de beoefening der letterkunde en der wetenschappen in 't algemeen wist te bevorderen, geeft haar aanspraak op de dankbaarheid van hare tijdgenooten zoowel als van het nageslacht. Nimmer heeft Engeland een glansrijker tijdvak beleefd voor de ontwikkeling der dichtkunst, wijsbegeerte en regtsgeleerdheid. De namen immers van shakespeare, sydney en spinser, van behn johnson, beaumont en fletcher, raleigh en bacon alleen, zijn als voldoende te achten om het tijdperk van koningin elisabeth ten eeuwigen dage in dankbare herinnering te houden. De bescherming die koningin elisabeth aan kunsten en wetenschappen verleende, verhinderde haar nogtans niet ondernemende mannen aan te moedigen die, op hunne togten om onbekende gewesten op te sporen, hun leven als het ware doorbragten op den onmetelijken oceaan en Engeland verhieven tot de eerste der zeevarende natiën. Drake, frobisher en davis de ijsbreker voor den noordwestelijken doortogt: Raleigh en gilbert, greuville en hawtem, zijn slechts eenige weinigen onder die verdienstelijke mannen welke den beroemden naam hunner gebiedster overvoerden naar alle wereldstreken. Hunne ontdekkingstogten en avonturen in het westelijk halfrond en hunne welgeslaagde ondernemingen aldaar te land en ter zee tegen de Spanjaarden, de meest verbitterde vijanden van hun land, maken op zich zelf reeds een roemrijk geschiedverhaal uit. Geene magt ter wereld was in staat die onverschrokken zeehelden terug te doen deinzen. Zij die als slagtoffers van hunne hagchelijke ondernemingen vielen, werden door anderen vervangen, die, met schatten beladen en onuitputtelijk in verhalen van ver verwijderde gewesten en van de hulpbronnen voor handel en industrie die zij daar hadden opgespoord, in hun vaderland terug keerden of hun
gebeente hadden moeten prijs geven aan de boschrijke oevers der Orinoco, de wateren der Amazonen-rivier, de besneeuwde toppen van den Chimborazo of aan de vlakten der Cordilleras. En om dat alles als het ware de kroon op
| |
| |
te zetten, mag het tijdvak van koningin elisabeth zich beroemen op de grootste zegepraal die ooit op den oceaan bevochten werd: de vernieling der zoogenaamde onoverwinnelijke vloot, die was uitgerust met het doel om Engeland en het protestantisme tevens te vernietigen, doch tot schade en schande ondervinden moest dat de zoo fel gehate protestantsche koningin de waarheid had gesproken toen zij, aan het hoofd harer troepen verkondigde dat, ‘hoewel slechts eene zwakke vrouw zijnde, zij het hart had van een koning niet alleen, maar zelfs van een koning van Engeland, en van verontwaardiging gloeide op het denkbeeld dat de hertog van Parma, de koning van Spanje of welk vorst ook, zich verstouten zou haar grondgebied te bestoken!’
Maar omtrent elisabeth zelve als de voorgangster en leidster harer onderdaden meenen wij genoeg gezegd te hebben. Laat het tijdperk dat zij bezielde en dat haar eene welverdiende hoogachting toedroeg voor haar spreken. ‘Het tijdperk van elisabeth,’ zegt zeker beroemd schrijver, ‘mag zich teregt beroemen, niet alleen op eene vroeger onbekende intellectuele vrijheid, doch tevens op groote stoffelijke voordeelen. Na eene jarenlange staatkundige verwarring en geloofsvervolging was de lang verbeide dageraad van verlichting en beschaving voor Engeland aangebroken. De bloedige koningin maria en de autodafé's van smithfield waren verdwenen als een benaauwde droom, en de vreugdekreten die elisabeth bij haren intogt in Londen begroetten maakten den grondtoon uit van vijftig roem volle jaren.’
|
|