Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1860
(1860)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 568]
| |
onwederlegbaarste bewijzen vastgesteld. Men heeft de steenen zien vallen, ja dezelve in nog gloeijenden toestand van den grond opgenomen; wat dus het factum aangaat: daaromtrent kan geen twijfel meer bestaan, ofschoon de verklaring uiterst moeijelijk is. Bij nader onderzoek dezer steenen blijkt, dat zij met elkander, wat de algemeene merkteekenen betreft, geheel overeenkomen; zij bestaan gewoonlijk uit eene aardachtige stof, met daaronder gemengde kogeltjes en stukjes van metaalachtig ijzer, hetwelk in den toestand der smelting, nikkel bevat. De steenen zijn somtijds met eene glazige korst bedekt, alsof ten deele reeds eene smelting had plaats gevonden. Ook is het bekend, dat groote massa's zacht, smeedbaar, eveneens nikkel bevattend ijzer op eenige, ver van elkander verwijderde plaatsen en los op den grond liggende gevonden werden, zooals b.v. in Zuid-Amerika en Siberië, en ten aanzien van den meteorischen oorsprong dezer stoffen kan geen twijfel bestaan. Men heeft het vermoeden geopperd, dat deze meteoorsteenen welligt van de maan afkomstig en door vulkanen met zulk een geweld voortgeslingerd waren, dat zij in het bereik van de aantrekkingskracht der aarde kwamen. Een thans algemeen verbreid denkbeeld neemt het bestaan van zeer kleine, in meer of minder regelmatige banen om de zon en de grootere planeten zich bewegende ligchamen aan, welke op zekere tijdperken dusdanige veranderingen ondergaan, dat hunne beweging ten eenemale verstoord wordt en zij eindelijk op de aarde en andere planeten nedervallen, wier aantrekkingskracht de oorzaak was der verstoring hunner kringbeweging. Maar van waar deze steenen ook mogen afkomstig zijn: dat zij niet tot de aarde behooren, wordt algemeen aangenomen, hun physiek zamenstel is zeer onderscheiden van elk der bekende mineralen. Doch hetgeen buitengemeen merkwaardig is en vooral ter bekrachtiging van het argument, dat alle leden van het zonnestelsel, welligt nog andere stelsels eener dergelijke constructie hebben, verdient vermeld te worden, is dit: er worden geene nieuwe elementen in deze ligchamen gevonden, zij bevatten de gewone stoffen der aarde, maar dit in eene volstrekt nieuwe en met geen van de mineralen der aarde overeenkomende zamenstelling. |
|