De droom van den slaaf;
door Longfellow.
Daar lag hij naast de onrergaarde rijsthalmen met zijne sikkel in de hand; zijne borst was naakt en bedolven waren zijne gekroesde haren onder 't zand. En weder aanschouwde hij zijn geboorteland in de nevels en schaduwen van den slaap.
Ver door de landstreek zijner verbeelding, zag hij den magtigen Niger stroomen, en weder schreed hij als koning onder de palmen der vlakte, en hoorde hij 't klinken van de schelletjes der karavanen, die van de berghelling afdaalden.
En andermaal ontmoette hem zijne zwartoogige koningin, omringd door al hare kinderen; zij omhelsden hem, zij kusten zijne wangen, zij vatteden hem bij de hand; een traan ontrolde aan des slapers oog en viel naast hem in het zand.
En dan weder rende hij met onstuimigen spoed langs des Nigers oever; zijne huwelijksteugels waren gouden ketenen; en bij iederen sprong voelde hij 't hoe de stalen schede met krijgshaftig geklater tegen de heup van zijn' hengst aansloeg. Als bloedroode vlaggen vloden de krachtige flamingo's voor hem uit. Van 's morgens tot 's avonds volgde hij hun spoor over de vlakten, waar de tamarinden bloeiden, tot dat hij de daken van der Kaffers hutten ontdekte en de Oceaan zich aan zijn gezigt vertoonde.
Des nachts hoorde hij de leeuwen brullen en den hyena schreeuwen, en het rivierpaard het riet van een verborgen stroom verpletteren, en hij hoorde 't voorbijtrekken als de statige roffel der trommen na de zegepraal.
De bosschen met hunne tien duizende zangers weergalmden van den juichtoon der vrijheid, en de bulderende wind van de wildernis verhief luide zijne stem zoo woest en zoo vrij, dat hij opsprong in zijn' slaap en glimlachte over hunne onstuimige vrolijkheid.
Des drijvers zweep voelde hij nu niet meer, noch de brandende hitte der zon, want de dood had het land van den slaaf verlicht, en zijn levenloos ligchaam lag daar neder als eene versleten kluister, die door de ziel verbroken en weggeworpen is.
p.h.