Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1860
(1860)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 575]
| |
door de Godgeleerde biblotheek wordt aangeboden, is bewerkt naar de tweede uitgave van het oorspronkelijk door den wel eerw. heer w. hoeven, predikant te Gorredijk. In zes gedeelten is het werk gesplitst. Na eene inleiding over Bijbel en Inleidings-wetenschap, behandelt het eerste deel de geschiedenis van de voorbereiding des N.T.; deel II de geschiedenis van het ontstaan des N.T.; deel III de geschiedenis van de verzameling des N.T. of van den N. T. tischen kanon; deel IV de geschiedenis der bewaring van het N.T. of van den N. T. tischen tekst; deel V de geschiedenis der verspreiding des N.T. of van de N. T. tischen vertalingen; deel VI de geschiedenis van de uitlegging des N.T. en hare grondtrekken. - Het kenmerk, waardoor deze Inleiding zich onderscheidt, is dit: guiricke behoort tot de zoogenaamde partij der reactie tegen de kritiek, door de Tubbingsche school in het leven geroepen en in beoefening gebragt. Hij is echter een gematigd reactionair en schijnt de historische methode bij zijn onderzoek te volgen, maar dit onderzoek wordt nog te zeer beheerscht door zijne dogmatische denkbeelden, om aanspraak te kunnen maken op onpartijdigheid. Het is hierom, dat wij dit boek niet zonder voorbehoud kunnen aanbevelen en ons gedrongen gevoelen aan elk, die de waarheid lief heeft, een voorzigtig gebruik aan te raden.
De heer a. de jager heeft gemeend den voorraad te moeten vermeerderen van gelegenheidsversjes voor kinderen. Hij heeft bij den boekhandelaar trenité te Delft, een werkje in het licht te doen verschijnen, onder den titel: Nieuwe Gelegenheidsversjes, verzameld door a. de jager. Uit het korte voorberigt blijkt dat dit verzameld alleen ziet op de Fransche en Duitsche versjes, in het bundeltjen voorkomende; de Nederlandsche daarentegen zijn van den heer a. de jager zelven afkomstig. Wij zullen de waarde dezer gedichtjens niet gaan wegen; kunstwaarde hebben zij niet of althans zeer luttel; en wat de gepastheid van zulke rijmpjens voor kinderen aangaat - Ref. wil gaarne erkennen, dat een gulle, onzamenhangende, afgebroken, half uitgesproken wensch, die, onder den indruk van het oogenblik, uit het kinderhart opwelt, hem tienmaal liever is dan een gansche bundel van dergelijke gelegenheidsversjes, die bijna altijd mank gaan aan het groote | |
[pagina 576]
| |
euvel der onnatuurlijkheid. Een der Fransche gedichtjens uit dit bundeltjen bevat het volgende, wezenlijk naïve, koupletjen; Ce n'est pas la plus belle phrase,
Qui marque l'amour le plus grand;
La rhethorique et son emphase
Ne font que nuire au sentiment.
Wij meenen dat geen beter oordeel, en tevens veroordeeling, over de meeste van dergelijke bundeltjens kan worden uitgesproken.
De gep. kapitein van het Ned. Indische leger, w.a. van rees, heeft een eenvoudig woord geschreven en doen drukken, dat zeer in aanmerking verdient te worden genomen. Het onderwerp is: de aanvulling van het Nederlandsch-Indisch leger met Nederlanders, in verband met eene koloniale reserve in het moederland. De heer van rees heeft zeer juist gezien, waar de schoen wringt, wanneer hij spreekt over het klein aantal Nederlanders, dat verkiest dienst te nemen bij het Indische leger. De remedie welke hij aan de hand doet is zeer goed in praktijk te brengen; daarenboven heeft de schrijver zijn plan duidelijk uiteengezet, zoodat wij hopen dat deze brochure niet tot de vergeefs geschrevenen zal behooren.
Reeds vroeger hebben wij een aanprijzend woord gesproken over de Mededeelingen van wege het Nederlandsch Zendelinggenootschap, door Bestuurders des Genootschaps uitgegeven bij m. wijt & zonen te Rotterdam. Dit kwartaal-schrift beleeft reeds zijn vierden jaargang en onderscheidt zich bij voortduring door degelijkheid van inhoud en aangenaamheid van vorm en netheid van uitvoering. Onder de stukken die in de beide afleveringen van dezen jaargang werden geplaatst, vestigen wij bijzonder de aandacht op ‘Iets over het eiland Amboina’ en ‘de zending op Java en meer bepaald die van Moloog.’ Wie omtrent het belangrijk gebied waarop de Nederlandsche zending arbeidt, iets meer wenscht te weten dan hetgeen voorkomt in de maandberigten, door het Ned. Zendelinggen. uitgegeven, neme deze Mededeelingen ter hand, die om niet meer dan f 1,65 te bekomen zijn. |
|