en geesteloozer te denken, dan deze twee gewrochten van den heer rosseels. Het eerste is eene jammerlijke klucht: naauwelijks aardig genoeg voor een kinderspel. Verbeeld u: iemand, die als zeer ongeloovig wordt voorgesteld, en dien zijne vrienden nu op eenmaal in den waan brengen dat hij, bij een diner in eene restauratie, is vergiftigd, zoodat hij geheel groen van kleur is geworden. De man gelooft dat, omdat iedereen het hem verzekert, gevoelt tevens de hevigste pijnen en benaauwdheden, en denkt te sterven; totdat een briefje van zijne vrienden, waarin zij hem melden dat alles slechts een grap was en het winnen eener weddingschap betrof, hem op eens geheel uit den droom helpt. Het eenige wat zulk een thema nog eenigzins redden kon: geestige behandeling en pikante voorstelling, ontbreekt ook hier; de gewaande vergiftigde speelt zijn rol allerslechtst: midden in zijn doodsangst, gaat hij flaauwe koepletjens zingen of lange aanspraken houden. In één woord - wanneer wij in plaats van blijspel, het opschrift kermisklucht plaatsen, zullen wij nader aan de waarheid zijn; en dan nog...!
Het tweede stuk, dat met den onbestemden titel tooneelspel prijkt, is in een ander genre, maar daarom niet veel beter. Twee broeders, gewezen schoenmakers, thans renteniers, zijn zoo innig aan elkander gehecht, dat zij geheel als voor en in elkander leven. Op een morgen krijgen zij verschil over hun beider nalatenschap: ieder heeft voor zich een erfgenaam, dien hij voor den ander niet wil noemen. De een slaat voor, om dit punt, gelijk reeds meermalen in dergelijke gevallen plagt te geschieden, door het kaartspel te beslissen: de winner zou dan bepalen wie, na doode der beide broeders, de erfgenaam hunner fortuin zou zijn. Aarzelend neemt de ander dien voorslag aan; speelt en wint. Woedend stuift de voorsteller op en loopt de deur uit: doch keert straks terug om zich te verzoenen. Hij vindt zijn broeder niet, maar wel lotje de huishoudster, aan wie hij nu, in de volheid van zijn hart, de verrassende mededeeling doet dat zij zijne dochter is: voor haar dus bestemde hij de erfenis. De andere broeder beluistert, natuurlijk, dit gesprek door een reet van de deur, komt dan binnen, houdt zich als wist hij van niets; verzoent zich met zijn broeder, en stuurt dezen weg naar den notaris: zij zullen hun testament maken en maar, ieder