Wij aarzelen niet op deze vraag te antwoorden, dat geen stand in de maatschappij iemand het regt ontneemt om, als het hem of haar goeddunkt, te spreken tot het publiek; al beseffen wij het gevaarlijke der onderneming, wanneer het juist in den vorm geschiedt dien de schrijfster zich koos. Haar met spot te bejegenen, omdat zij eene dienstbare is, ware wel bij uitnemendheid onheusch; en wij erkennen de billijkheid harer verontschuldiging, dat zij nooit het voorregt genoot eener beschaafde opvoeding, en dus aanspraak heeft op welwillendheid en toegeeflijkheid. Toch is de roeping der kritiek tegenover een boekjen als dit zeer moeijelijk. Ware een andere naam op het titelblad geplaatst, hadden wij hier iets anders voor ons, dan de blijkbaar uit het hart gewelde ontboezemingen eener stellig zeer achtingswaardige en, haar stand in aanmerking genomen, ook begaafde vrouw: dan kon hare uitspraak wel niet twijfelachtig zijn; een blik op den vorm reeds der gedichten ware voldoende om die uitspraak te motiveren. Doch hier ontmoeten wij iemand, die, wel eenigzins overspannen, zich de vele nadeelen harer maatschappelijke positie voorstelt, doch zich tevens boven al die hinderpalen verheft, door de vaste overtuiging dat het Gods wil is, dat zij hare gaven aanwende ten nutte van het algemeen. Alleen daarom, om den moed dier overtuiging, achten wij haar; gelijk wij haar lief krijgen wanneer wij de betuiging vernemen, dat zij hare eenzame uren zooveel mogelijk wenscht te besteden aan de ontwikkeling en beschaving van haar geest: eene betuiging, die zij het regt heeft van zich zelve af te leggen. Daarom dan ook, uit eerbied voor het zeldzame verschijnsel van zulk eene geestontwikkeling, zulk eene denkwijze, zulk eene overtuiging, onder de zusteren der schrijfster, willen wij ons onthouden van een oordeel over deze uitingen van een vroom, liefderijk, eerlijk hart. Dat er aan deze gedichten, in velerlei opzigt, veel ontbreekt: de schrijfster zelve zal het wel willen erkennen; doch het
getuigt voor haar, dat juist die gedichten de beste zijn, die niet door eenige omstandigheid van buiten, maar door den drang des harten, zijn ingegeven. Gedachten, Bemoediging, Zielsverheffing, Troost in Tegenspoed, Avondzang vooral: ze zijn onmiskenbaar de uitdrukking van hare innigste gewaarwordingen, van haar zieleleven, en ze zijn tevens, ook wat