tuiging geeft, en wat voor de jongelieden, die aan zijne opleiding toevertrouwd worden, mede een van de beste waarborgen geeft, dat hun leermeester er op uit is, om niets onopgemerkt voorbij te gaan van hetgeen nieuw is en reeds als deugdelijk beproefd werd, of alle kans heeft, om als zoodanig bevonden te worden.
Of het niet wenschelijk zou zijn dat een man als Prof. bleekrode al zijne krachten aan één bepaalden tak van nijverheid wijdde - dat is trouwens eene andere vraag, welke wij echter hier niet te onderzoekeu hebben. De persoonlijke neiging, wordt in een klein land als het onze maar al te dikwijls door overwegingen van maatschappelijken aard belemmerd.
Of overigens het publiek dit tijdschrift voor levensvatbaar verklaren zal, moet nader blijken. Een tijdschrift dat zich slechts één' tak van nijverheid ter behandeling voorstelde, zou zeker niet de noodige deelneming kunnen vinden, en wanneer het een tijdschrift zijn zal aan de nijverheid in haren geheelen omvang gewijd, zie ik niet, wie hier te lande zich beter met de redactie zou kunnen belasten, dan juist de tegenwoordige redacteur.
Wat de inrigting van het tijdschrift betreft: het is verdeeld in de volgende rubrieken: hoofdartikels, mededeelingen, nieuwe ondernemingen enz., octrooiwezen, vraagbord, correspondentie en berigten over tentoonstellingen.
Moge de arbeid des heeren bleekrode bij de industriële wereld die ondersteuning vinden, waarop hij aanspraak mag maken. De Ref. is ten minste overtuigd, dat het meer tegen onze industriëlen, bepaaldelijk ook tegen diegenen, die zich voordoen als hoog belang stellende in nijverheidszaken getuigen zou dan tegen het tijdschrift zelf, wanneer de uitgever zich genoodzaakt mogt zien, de uitgave daarvan te staken.