eenig nut zou stichten,’ waren we waarschijnlijk zonder erg tot de eenvoudige gedachte geleid, dat er niet magtig veel pit in zit. Maar nu men het ons aanbiedt als proeve, hoe ook de ‘nieuwere theologie’ vruchtbaar en stichtelijk kan prediken, - nu moeten we opregt zeggen, dat wij niets willen afdingen op den ernst van schwartz omtrent de zaak des Christendoms, niets op zijne bedoelingen met betrekking tot de eer des Verlossers en het waarachtig heil der gemeente; dat wij hem het regt laten wedervaren, dat hij het Christendom nergens bestrijdt en dat zijne rigting meer irenisch dan polemisch is (de waarschuwingen uitgezonderd, bladz. 154, 157, om toch vooral de historische feiten der Evangelie-verhalen niet aan te nemen, als iets dat ‘te lang verleden is en nu niet meer gebeurt,’ alsmede om in christus niets meer te zien dan een gewoon mensch), - maar dat zijne preken nog het meest gelijken naar die godsdienstige redevoeringen, welke bij ons gelukkig tot de geschiedenis der homiletiek behooren en door eene eigenlijke christus-prediking met gloed en leven zijn opgevolgd. Wij beklagen de ‘nieuwere theologie,’ als zij slechts zulke sobere preekjes leveren kan. Doch - homileten zijn de Duitschers niet, of zij ‘nieuwere’ dan wel ‘oudere’ theologen zijn. Met geringe uitzonderingen leveren zij magere, doodmagere stukken.
Als de ‘nieuwere theologie’ - wij moeten er immers die door verstaan, welke het geloof aan de historische feiten met betrekking tot den christus onverschillig acht? - ons toch eens geliefde te zeggen, waarom zij zich (de heer straatman houde het ons ten goede, dat wij schwartz als vertegenwoordiger harer homiletiek aanmerken) dan toch op woorden van jezus beroept? Doch ja, dat is ook waar - dat behoort niet tot hetgeen ‘niet meer gebeurt.’ En wij bidden in allen ootmoed de ‘nieuwere theologie’ om vergeving, dat wij hier onwillekeurig denken aan de uitgehouwen waterbakken van den profeet (Jer. II:13).
Ook wij ‘willen niemand voor een' ongeloovige uitkrijten en verketteren, die het een of ander van deze feiten of gebeurtenissen (in het leven van jezus) niet aanneemt;’ maar 't is onze geloofsovertuiging, dat eene theologie, die het historische in den persoon van den christus voor gansch on-