men hoopt en een bewijs der zaken, die men niet ziet.’ Wat als hij van de heiligen vertelt, dat ‘ze met witte kleederen bekleed zullen zijn en prachtige harpen in hunne handen zullen dragen, en alles wat tot een koninklijken hofstoet behoort in overvloed zullen bezitten?’ Wat als hij den werkman illusies inblaast als deze: ‘O wat een kostelijk denkbeeld voor een werkman met abraham, izaäk en jakob te zullen aanzitten, dikwerf wischt hij zich het warme zweet van het hoofd, en vraagt of er toch ook niet een land is, waar hij niet weer behoeft te werken,’ enz. Mij dunkt, dat die 10,000 toehoorders hun tijd merkelijk beter kunnen besteden dan zulken onzin, iederen Zondag aan te hooren en in gemoede luchtkasteelen te bouwen, die in duigen spatten zullen.
Zoo hangt alles af van het gehalte der predikatiën. Het is daarom goed, dat we spurgeon's preektrant leeren kennen, om daarna hem in zijnen invloed op London's bevolking te beoordeelen: zoo alleen zullen wij ervaren of die 10,000 toehoorders al dan niet levenswijsheid van den prediker hooren en nut van zijne predikatiën kunnen hebben. Het aangekondigde boekske, vooral het tweede hoofdstuk, stelt ons daartoe in staat en verklaart ons eenigermate zijne buitengemeene populariteit. Is zijn geheele persoon een vreemd verschijnsel, zijne predikatiën zijn het niet minder! Er zijn, zoo als zeer goed wordt aangewezen schoone stukken, er zijn ook heele dwaze passages in: ‘van het verhevene tot het belagchelijke is maar ééne schrede,’ zegt ons iedere bladzijde van spurgeon's redevoeringen. En of 't daarom wel alleen belangstelling is, die de toehoorders tot hem trekt of 't niet misschien en bovenal nieuwsgierigheid is, of de mode ‘Spurgeon de man van den dag!’ er niet bij in 't spel komt, beslis ik niet. Dit is zeker, hij is een zonderling, dien 't wel der moeite waard is van nabij te kennen: en daartoe, ik herhaal het, is 't werkje van v.d. veen zeer geschikt. Men zal er bovendien eene levensbeschrijving in vinden, die den persoon van spurgeon in groote trekken vrij duidelijk teekent.
Wat de taal betreft, deze verraadt nog hier en daar den Germaanschen oorsprong van het werkje; talrijke Germanismen herinneren er ons telkens aan, dat 't uit de Allgemeine Kirchenzeitung is genomen.