loochening niet schuwt. Hij getuigt dan ook met onverbiddelijke gestrengheid tegen de heerschende zonden en vooral tegen de slavernij, niettegenstaande hij weet, door de bestrijding van dit kwaad, de halve bevolking zijner woonplaats tegen zich in het harnas te jagen. Hoe weinig de predikant zich met andere dingen dan zijne theologie bemoeit, kan hij toch niet onverschillig blijven voor de uit- en inwendige schoonheid zijner jonge huisgenoot maria. Mevrouw scudder ziet dit met geheime vreugde, maar des meisjes hart hangt aan een wakkeren zeeman, james marvyn, die, ofschoon te wild, te onbedachtzaam en te ongodsdienstig in de oogen der
moeder, edel en goed is van hart en door de dochter, de speelgenoot zijner kindschheid, beter wordt begrepen. De tijding van james dood, de begeerte om hare moeder genoegen te doen, en hare achting en genegenheid voor den leeraar, dien zij als eene dochter haren vader aanhangt, doen maria besluiten, om hem hare hand te reiken. Het huwelijk wordt echter door eene onverwachte en blijde gebeurtenis verhinderd, waarna het brave meisje nog zeer gelukkig wordt. Voor dien afloop komen verscheidene andere personen, waaronder vooral aaron burr, de man naar de wereld, en eene bevallige, maar ligtzinnige Française, madame de frontignac, met de edele maria in betrekking, wier vaste beginselen en reine zin, ten goede werken op die wereldsgezinde menschen.
Met naauwkeurigheid schetst de schrijfster het Puriteinsche stelsel van doctor h. en zijne geestverwanten en wijst den verheven ernst daarvan aan, maar ook de eenzijdigheid en het troostelooze, ja ijzingwekkende, dat er gelegen is in zijne consequentiën. De wijze waarop zij dat systeem heeft opgevat en geschetst, toont overtuigend dat zij geheel in het kerkelijk stelsel van haar volk in die dagen is doorgedrongen, en dit is zij niet minder in het huiselijk leven en de zeden van die eeuw en dat land, welke uitvoerig en tot in kleine bijzonderheden, met bekwaamheid worden geschilderd.
De karakters zijn met kennis en talent geteekend; vooral die van eene negerin candacé, wier eenvoudige ruwheid een kostelijk hart verbergt, en van mevrouw de frontignac, onder wier Fransche losheid en onbedachtzaamheid