geboren zijn en daarin wonen, heeten Nederlanders.’ Volkomen waar; maar deze definitie is in ons oog niet volledig, want zijn die menschen, welke uit Nederlandsche ouders, ja zelfs uit een' Nederlandschen vader en eene vreemde moeder in vreemde landen geboren zijn, volgens wetsduiding ook geene Nederlanders? En kan men niet in een vreemd land wonen, en toch Nederlander zijn en blijven?
Bij het verhaal van albrecht beiling, staat op pag 8: ‘Een koning, zoo als nu, regeerde er niet over ons land.’ De bepaling zoo als nu, geeft aanleiding tot dubbelzinnigheid, of heeft er in dien tijd een beter of slechter koning geregeerd dan nu? Wij zouden die drie woorden eenvoudig uitlaten, en ze vervangen door het woord ‘toen’ vóór het bijwoord ‘niet’ te plaatsen.
Op pag. 10, leest men: Toen jan van schaffelaar dit bemerkte, zeide hij: ‘Makkers! ik moet toch eens sterven. Door mijn (mijnen of mijn') dood kan ik u allen het leven redden;’ waarop de Schrijver laat volgen: ‘daarop zette hij de handen in de zijde en sprong naar beneden.’ - Wij weten wel, dat het heldenfeit van van schaffelaar meestal op deze wijze in de kinderwerkjes, met bijvoeging eener illustratie of prentverbeelding wordt voorgesteld; doch, wij voor ons, gelooven niet, dat van schaffelaar deze akrobaten (alias koordendansers-) houding zal hebben aangenomen. Tijd en lust zullen hem daartoe ontbroken hebben, en wij denken veeleer, dat hij, de armen in eenen boog van 70 graden, of daaromtrent, vooruit werpende, in eene gebogene positie naar beneden zal zijn gestort. Men ziet het: wij zijn vijanden van onjuiste of scheeve voorstellingen, al zijn die nog zoo mooi, vooral als men tot kinderen spreekt, die, in den regel, alles wat in hun boekje staat geschreven, voor goede munt aannemen.
Voorts, vinden wij op blz. 12: ‘Het ware geluk is zelden in paleizen te vinden.’ - Die arme vorsten! Het gaat met hen als met den eik van la fontaine in zijne wereldberoemde fabel: Le Chêne et le Roseau. Wij twijfelen er echter hard aan of dit aphorisme onder het bereik van het jeugdige oordeel valt. Wij willen van onze kinderen geene apen, vooral geene napraters vormen. Waarlijk, het schrijven van een boekje voor kinderen is zoo gemakkelijk niet als velen denken.
Van hugo de groot sprekende, zegt de Schrijver, op pag.