zijne eerste afdeeling met eene zakelijke verklaring der groote volksverhuizing en den val van het Westersch-Romeinsche rijk in 476, toen odoacer, aanvoerder der Herulers, den laatsten schaduwkeizer romulus augustulus van den troon stiet, en zich zelven den titel gaf van koning van Italië.
In de tweede afdeeling behandelt de Schrijver de geschiedenis der middeleeuwen, en geeft aan het leenstelsel en de kruistogten de plaats, die zij met volle regt verdienen, wegens den onmiskenbaren invloed, dien zij gehad hebben op de lotgevallen en den staatkundigen toestand der Europesche volken. Hij vergeet hierbij niet te gewagen van de belangrijke uitvindingen, die de laatste 150 jaren der middeleeuwen, als den dageraad der beschaving, hebben aangekondigd, en welker gevolgen, onder het alwijze bestuur eener weldoende Voorzienigheid, na dien tijd zulk eene verbazende magt hebben uitgeoefend op den loop der wereldgebeurtenissen; wij bedoelen: het buskruid, de boekdrukkunst en het kompas.
In de derde afdeeling, die der nieuwe geschiedenis, zet de heer hecker zijne beschouwingen van het groote ontwikkelings-proces der wereldgebeurtenissen voort.
Hij bespreekt alsnu de ontdekking van Amerika, de Hervorming, den tachtigjarigen oorlog, den dertigjarigen, den zevenjarigen, de onafhankelijkheids-worsteling in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika, de Fransche staatsomwenteling, napoleon's grootheid en val, de Julij-revolutie, den Februarij-opstand, de verheffing van napoleon III, - zonder evenwel de voornaamste gebeurtenissen over het hoofd te zien, die in Nederland, Engeland, Duitschland, Rusland, enz., hebben plaats gegrepen, - en eindigt zijne merkwaardige schets met de krachtige uitdrukking, die wij, als op waarheid en ondervinding gegrond, gaarne tot de onze maken, namelijk: ‘dat de bijzondere (individuële) en de nationale welvaart op den duur alleen van wezenlijke kunde en bekwaamheid afhangen.’ Wij voegen er bij: domheid en bijgeloof kunnen eene poos prospereren: geleerdheid en verlichting zullen eindelijk over hen zegepralen. Wijsheid (kunde) geeft kracht; kracht is magt; magt brengt schoonheid (harmonie) voort: met deze edele trits zal de maatschappij hoe langer hoe meer de volmaakbaarheid nabij komen, en, zoo wij hopen, eindelijk bereiken.
Als eene kleine proeve van de, onzes erachtens, voortref-