houden, menige kop nog vallen en zullen meermalen tooneelen plaats hebben, als, om dit slechts te noemen, laatst met de Onrust...... (doch de brochure is gedateerd: Maart 1857). Aux grands maux les grands remèdes. Tot de voor de beschaving aldaar vooraf noodwendige vestiging van gezag worden gevorderd geweldige, althans overstelpende maatregelen, zij het ook dat daarbij eenige of zelfs vele koppensnellers-koppen het moeten ontgelden; en, als het gevestigd is, worde het evenzeer gehandhaafd, regtvaardig maar met onwrikbare vastheid en kracht, en worde, vooral op het aankomende geslacht het compelle intrare, ook wel letterlijk, toegepast. Zoo zou men ligt in jaren verder komen, dan in eeuwen met bloot apostolische prediking; overheerlijk is die, waar men, zooals de apostelen, met menschen te doen heeft; doch men meene niet, dat men in de verraderlijk koppensnellende Dayakkers en Alfoeren menschen voorheeft, al hebben zij er de uiterlijke gedaante van, maar meer ook niet: 't zijn nog wilde dieren, of nog erger. Met wilde dieren nu gaat men dus te werk: waar ze niets dan gevaar dreigen, verdringt men ze of roeit ze uit; waar ze
getemd kunnen worden, maakt men er nuttige huisdieren van. Zoo temme men, door zedelijke, maar niet minder, of meer, door stoffelijke overmagt, die mensch-beesten eerst tot menschelijke, zedelijke menschen; later kan men er ook opzettelijk Christenen van maken, zoo men het daartoe nog noodig acht, er de kleur van die of deze geloofs-gezindte over te strijken, - maar een menschelijk, zedelijk mensch, hoe eenvoudig ook, is per se Christen, in zijne mate, al hadde hij zelfs nooit den naam hooren noemen van Hem, die het verheven beeld gaf te aanschouwen van den volmaakten mensch, den zoon der Godheid!
't Is mogelijk dat menig zoet gemoedelijke, die, tijd en omstandigheden uit het oog verliezende, in mahomed alléén een eerzuchtigen bedrieger ziet, en in karel tegenover de Saksers slechts een geweldenaar, voor maatregelen, als hier ondersteld, met vromen afschuw terugdeinst. Zoo zij in de praktijk mogelijk waren, zouden wij er niet zoo voor schrikken, en wij raden den zachtgezinde, zich maar niet bloot met de gemoedelijke prediking des Evangelies, of van 't geen hij er voor houdt, daarheen te wagen, zoo hij eenig ‘zwak heeft voor 't behoud van zijn hnikkert.’ De proeven liggen