censie toch is in beginsel tamelijk gelijkvormig aan de ‘bedenkingen.’ Aan die gelukkige omstandigheid alzoo is het te danken, dat deze ‘beschouwingen’ meer in het openbaar en beter ontleed als dat wel in eenig tijdschrift doenlijk is, zijn wederlegd. Minder echter stond ‘de toon en de doorstralende geest’ der recensie ten doel, dan wel de positieve beoordeeling van ons tegenwoordig oefeningstelsel, hetwelk recensent met den luitenant der infanterie, althans voor een groot gedeelte, beschouwd als dolzinnig, gebrekkig en onvolledig!...
Dat recensent de meeste voorstellen in de ‘beschouwingen,’ uit hetzelfde oogpunt beoordeelde als waaruit de luitenant der infanterie deze heeft beschouwd, moge uit het volgende blijken: Op bl. 12 zegt de luitenant: ‘Aangezien een troep, om in vredestijd te worden geoefend, zich van en naar het exercitie-terrein moet kunnen begeven, en zoowel in oorlogs- als in vredestijd afstanden moet kunnen afleggen, en zich daarbij gemakkelijk moet kunnen bewegen, zonder dat daarbij in de verste verte aan eene vijandelijke ontmoeting behoeft gedacht te worden, zoo is het noodig, tot bevordering van orde en eenheid, dat daartoe reglementair geschikte formaties en doelmatige bewegingen worden voorgeschreven, welke in plaats van nadeelig te zijn voor de taktische waarde van een' troep, die integendeel verhoogen;’... in dezen geest schreef recensent op bl. 266, Vad. Letteroef., het volgende: ‘“Zijn de bevelhebbers gevormd, dan voorzeker zullen ze de voorschriften weten te wijzigen en zich niet voorstellen als had men vóór den vijand de linieschool in de hand!... Wij hebben in het laatste kamp, bij Zeist, geheel in dezen geest zien handelen. Er werd gemanoeuvreerd naar aanleiding van reglementen en over het algemeen ging dit ordenlijk toe.”’
Betrekkelijk de linieschool, zegt de luitenant op bl. 13: ‘Ons reglement voor de linie-evolutiën uitsluitend als manoeuvreer-reglement beoordeelende, zoo als de St. der Besch. doet, dan deelen wij volkomen zijn ongunstig oordeel hieromtrent. Beoordeelen wij dit reglement daarentegen naar de tweeledige strekking, hiervoren geuit, dan is ons oordeel minder ongunstig, en de voorgeschrevene handgrepen en rigtingen verwerpen wij niet; de kolonne op geheelen af-