der débouchés in het buitenland gemakkelijk vertienvoudigd en het loon der uitvoeren, tot nu toe uitsluitend aan vreemde handen toevertrouwd, uitgewonnen worden kan. Uit alle landen schier der wereld, komt de roepstem om hnadelskantoren en dépôts; zulk eene eenstemmigheid, zulk eene eenparigheid tusschen personen uit ver af gelegene landen, personen die elkaâr welligt nooit hebben gezien, noemt hij te regt een voldoend bewijs voor de waarheid hunner verzekeringen. Met ferme taal moedigt hij de leden der Kamer aan om Belgiesche huizen en kantoren in 't leven te roepen, en wijst op 't voorbeeld van Duitschland, Engeland en Zwitserland, om zijne woorden te bekrachtigen. Ook de geschiedenis van zijn eigen land roept hij tot getuige. Ten slotte toont hij aan, hoe de handelskantoren en volkplantingen niet slechts de hefboomen voor de handelsbelangen der volkeren geweest zijn, maar ook de meeste natiën aan die nederzettingen, verledene of tegenwoordige grootheid verschuldigd zijn.
Met regt werd den vorst voor zulke woorden hulde toegebragt, en daarin een waarborg voor Belgie's toekomst gezien. Ik twijfel niet, of zijne redevoering zal hier met belangstelling worden gelezen: immers de woorden die wij vinden op bladz. 45, ‘want het verbeterde en goedkoope fabrikaat is slechts het eerste vereischte voor den bloei der nijverheid: het tweede is, de kunst te verstaan om bestellingen uit te lokken, om te weten wat de kooper verlangt, wat hij waardeert omdat het voor hem geschikt is, wat zijnen smaak streelt en met zijne hulpbronnen overeenkomt;’ ze zijn woorden ook voor Nederlanders; de pogingen die tot dat doel strekken, het kan niet anders, ze moeten met nieuwsgierigheid worden vernomen.
L.
h.e.m.