Wijs en Dwaas; uit de Nalatenschap van wijlen Jan de Rijmer verzameld door J.J.A. Goeverneur. Groningen, Erven C.M.v. Bolhuis Hoitsema, 1860. Prijs f 1.
‘Wijlen jan de rijmer;’ - is jan de rijmer dan dood? - dus vraagt zeker menigeen bij het lezen van dezen titel, waaruit hij voor 't eerst, zoo geheel onvoorbereid, de treurmare verneemt.
Ja, hij is dood; de heer gouverneur geeft ons, zoowel als zijn' vriend leo, de verzekering dat hij niet alleen ‘voor goed dood,’ maar ook reeds ‘voor goed en wel begraven’ is. En de heer gouverneur is eene onwraakbare autoriteit in dezen: hij was jan's speciale vriend, van zijne vroegste jeugd onafscheidelijk met hem verbonden; deze beiden waren ‘zwei Seelen und eine Gedanke,’ ja meer, eene ziel en een hart. De heer gouverneur kan het dus wel weten of jan werkelijk deze wereld heeft verlaten, al is ook zijne onbekendheid met de oorzaak van jan's dood bevreemdend. Geen wonder, dat piëteit jegens zijn verscheiden vriend, die zoo vele liefelijke herinneringen bij hem had achtergelaten, met wien hij 's levens zoet en bitter had gedeeld; dat eene edele piëteit hem bewoog, aan leo's raad gehoor te geven, en uit de nagelaten papieren van den zaligen jan nog eens eene bloemlezing te gâren en den volke aan te bieden. Jan was in zijn tijd bij velen geliefd, die voorzeker gaarne het oordeel van leo zullen onderschrijven, en er nog wel een woordje van lof bijvoegen over jan's humor en poëtische gaven.