anderen tak der Wetgevende Magt na langdurige en rijpe overwegingen goedgekeurd, (wij bedoelen het voorstel nopens de tienden en het ontwerp tot wijziging van het tarief van regten op den in-, uit- en doorvoer) tegenhield. Heeft het inwendig staatsleven in 1858 dus geene groote hervormingen ondergaan, toch blijkt uit dezen jaargang overvloedig, dat het door tal van missives en circulaires ontwikkeld en uitgebreid werd en dat eene groote menigte zeer belangrijke regterlijke uitspraken op de meest onderscheidene punten wederom in dit jaar heeft bijgedragen om het stationsgebouw op vastere grondslagen te doen steunen. Wat deze gewijsden betreft, brengen wij gaarne hulde aan de scherpzinnigheid des verzamelaars, die de voornaamste in zijn handboek opnam, maar wij veroorloven ons echter de opmerking, dat wij vele uitspraken misten, waarvan wij meenen dat eveneens met een enkel woord kon zijn melding gemaakt, wij noemen slechts het arrest van het Hof van Noordholland, te vinden in het Weekblad van het Regt no. 2005, waarin regtsvragen werden ter sprake gebragt, gewigtig genoeg om in dit werk te worden aangestipt. Ook zij het ons vergund den verzamelaar onze verwondering te kennen te geven, dat hij deze uitspraken uitsluitend aan het Weekblad ontleent, dat voorzeker de belangrijkste bevat en vooral in de laatste jaren de arresten van het hoogste regterlijke collegie getrouw mededeelt, maar waarin toch niet alle die uitspraken van de verschillende hoven worden aangetroffen, welke men dikwijls in andere verzamelingen vindt. Steeds bevelen wij tevens den verzamelaar - het is slechts eene opmerking uit belangstelling in zijn degelijken en vruchtdragenden arbeid voortgesproten - in het formuleren der regtsvragen het bezigen van de meest algemeene uitdrukkingen aan. Het is toch den lezer niet regt duidelijk wat het en vagne zeggen wil, dat de tegenwoordige burgerlijke contracten opgevolgd zijn in de regten en verpligtingen van
de voormalige armmeesters van de Heilige Geestarmen (?) (zie bl. 214).
o.g.