de verschillende benamingen, die hij naar de zamenstelling draagt, draagt duidelijk de teekenen van door den vertaler met het oog op de behoeften van ons land bewerkt te zijn. Dat de vertaler Dr. s.j. van roijen, in dezen zeer bevoegd was zal niemand betwijfelen, die kennis genomen heeft van de verhandeling, waarop hij tot Doctor in de Natuurlijke Wijsbegeerte bevorderd werd. Het vierde Hoofdstuk behandelt het water in zijne natuur- en scheikundige eigenschappen, ook met het oog op de bijmengselen, waardoor zijn gebruik zoo zeer gewijzigd wordt. Het vijfde Hoofdstuk behandelt de zamenstelling der gewassen in het algemeen en die van de voortbrengselen, welke zij opleveren, als eiwitstoffen, zetmeel, suiker, olie enz. Met het zesde Hoofdstuk begint het meer direkt op de praktijk toepasselijk gedeelte en wel handelt dit hoofdstuk over de middelen tot herstelling en vermeerdering van de vruchtbaarheid van den grond, na eene voorafgaand uiteenzetting van de redenen waardoor een grond zijne oorspronkelijke vruchtbaarheid verliest. In het zevende Hoofdstuk wordt de zamenstelling en behandeling van de voor den landbouw meest gewigtige planten opgegeven, terwijl eindelijk het achtste Hoofdstuk bekend maakt met hetgeen de wetenschap geleerd heeft over de behoeften der dieren en de daarop gegronde beginselen der voedingsleer aan de hand geeft.
Dit overzigt is voldoende om te doen zien dat hier in een kort bestek (252 bl. klein 8o) veel geleverd wordt. Te beklagen zou diegene zijn, die dit werkje nog te geleerd, te hoog mogt vinden, zonder het daarmede echter van oppervlakkigheid te beschuldigen, want de gang der redenering is zoo geleidelijk, dat diè wel niet ‘hoog timmeren’ moet, die bij dit klimmen duizelt. Mogt het werkje velen landbouwers in handen en vooral in het hoofd komen. De meesten zullen er zeker uit leeren, en al leerden ze er niet anders uit dan een weinig meer achting voor de wetenschap en wat minder gehechtheid aan den ouden sleur - het zou ook in hun eigen belang veel zijn.