mannelijke taal, vreemd aan de waterigheid van vele andere geschriften, hooge ernst bij de behandeling van het gewigtige onderwerp, afkeer van al wat flaauw en conventioneel is - dat is het wat wij vonden op vele bladzijden dezes boeks, bladzijden vol gloed en leven.
Treffend en waar is de voorstelling van de zonde, niet als eene verzameling van zondige bedrijven, maar als een beginsel welks aard is: verloochening der menschelijke natuur, opstand tegen God.
Vooral beamen wij het denkbeeld dat den geheelen gang van dit geschrift beheerscht, dat het verband tusschen zonde en ellende, tusschen godsvrucht en geluk niet, zooals veelal geschiedt, moet gezocht worden in een willekeurig besluit van God, dat ook wel eens anders had kunnen uitvallen, maar in den aard van zonde en godsvrucht die noodzakelijk hunne gevolgen medebrengen, waarbij men echter niet te denken heeft aan een blind noodlot, waardoor Gods bestuur wordt buitengesloten, maar de aard der dingen zelf is de wil van God. Wanneer ik zeg: de zonde brengt hare eigene straf mede, dan is dit hetzelfde alsof ik zeg: God straft de zonde, m.a.w. de noodzakelijke gevolgen der zonde zijn de straffen Gods. Voorzeker eene veel omvattende, vruchtbare waarheid welke in het voor ons liggend geschrift schoon ontwikkeld wordt.
Evenwel tot de schoonste gedeelten rekenen wij blz. 63-66, waar de S. in krachtige taal zich verzet tegen hen die in de godsdienst maar wat geven en nemen, het Evangelie aannemen alleen in zooverre als de waarheid hun niet lastig wordt en daarom telkens uitroepen, dat men in de godsdienst toch niet overdrijven moet. Na eene puntige karakterschets van de zoodanigen die ons, zoo wij ons niet bedriegen, herinnerde aan eene dergelijke eenmaal door de gasparin gegeven van de rigting der Révue Chrétienne vertegenwoordigd door e. de prensensé, laat hij deze gelijkenis volgen.
‘Wanneer een koningszoon van het hof zijns vaders naar een vreemd land is weggeloopen, en het koningrijk dat voor hem bestemd was onder het getier van gemeene kroeggenooten vergeten heeft; zoolang hij nog nu en dan eene walging gevoelt en zijne edele bestemming herdenkt en zich van de verleiding tracht los te scheuren, zoolang is er hoop, al