rischen en een ridderroman. 't Gewone recept is gevolgd, moord en brand, schaking, eene fiere jonkvrouw, een nobele ridder en een laaghartige monnik, een steekspel en eene ontvlugting, maaltijden en veldslagen, enfin, 't is een boek in den geest, zoo als de firma ze levert, uitmuntend geschikt om.... juist te bevorderen, wat blijkens zijn voorwoord, de auteur heeft getracht te vermijden.
‘Tegen den historischen roman’ zoo schrijft hij, ‘heeft lang een groot ver- (voor-) oordeel bestaan, daar sommigen hem voor de ware kennis der geschiedenis als hoogst nadeelig hebben uitgekreten. Het valt niet te ontkennen, dat er vele romans bestaan waarin men de geschiedenis jammerlijk verminkt en vervalscht heeft, maar vooral in de laatste jaren is onze letterkunde met voortbrengselen in dit genre verrijkt, waaruit duidelijk blijkt, dat waarheid en verdichting zeer goed vereenigd kunnen worden, zonder dat de eerste eenigzins in hare regten verkort wordt. Door mij althans werd het als een heiligen pligt geacht de geschiedenis op den voet te volgen en heb ik het romantisch gedeelte als bijzaak beschouwd, als het kleed dat slechts aan het ligchaam een behagelijken vorm moet geven.’
Wij willen op zijne verzekering gaarne aannemen, dat de auteur getracht heeft te voldoen aan den pligt, dien hij als heilig beschouwt; onzes erachtens was die vervulling echter boven zijne kracht en moet ook zijn roman gerekend worden tot dezulken, die waar ze voor eene zuivere kennis van onze geschiedenis en de gewoonten en levenswijze onzer voorouders nadeelig zijn, geacht moeten worden onze oorspronkelijke letkunde in geen enkel opzigt te verrijken, want zelfs alléén als letterkundig product beschouwd, laten inkleeding, taal en stijl te veel te wenschen over, dan dat wij ook ten dien opzigte geen afkeurend oordeel over dezen arbeid zouden moeten uitspreken.
De heer hoog leere toch als vele zijner confraters, dat het niet genoeg is, wanneer men maar ‘uitgeeft;’ want dat in onze dagen de eer onzer letterkunde ook aan den boekhandel eischen stelt, die àllen dringen moeten toch goed toezien op wàt zij uitgeven! Een ‘goede inhoud is alleen’ eene ‘goede uitvoering’ waardig.
O. Aug. 1859.
l. - e.