| |
| |
| |
Handboek der Staathuishoudkunde door H. Baudrillart. Uit het Fransch vertaald door W.A. Viruly Verbrugge. Haarlem, bij J.J. Weeveringh. 1859. In 2 Dln. In post 8vo. Prijs f 3,30.
Ik herinner mij ergens te hebben gelezen, dat, ik weet niet wie, in een aanzienlijk gezelschap beweerde: ‘c'est la hallebarde, qui mène les royaumes’ en quesnay aanmerkte: ‘fort bien, mais il nous reste à savoir qui mène la hallebarde.’ Niemand scheen dat te weten: daarom hernam hij zelf: ‘la hallebarde même obéit à l'opinion, c'est donc sur l'opinion qu'il faut agir.’ En te recht. Wie kent niet die onwederstaanbare macht, die macht, waarvoor alles zwicht, de publieke opinie? Wien zij ter zijde staat, hem is de kroon der overwinning verzekerd. Daarom boeleeren zoo velen om hare gunst en achten niets beneden zich om haar tot zich te lokken en haar een goedkeurenden glimlach af te dwingen. Maar daarom trachten ook velen haar te leiden en in te nemen voor het doel, dat zij zich voorstellen, wel wetend, dat hun pogen anders ijdel blijft! Gelukkig, als dat doel goed is en de publieke opinie zich daarvoor verklaart: het wordt dan stellig werkelijkheid. Dat zien de Staathuishoudkundigen ook in, ook zij begrijpen, dat, zal hunne theorie eenmaal toegepast en aan hunne beginselen hulde gedaan worden, de publieke opinie aan die theorie haar zegel moet hechten. Van daar al die populaire geschriften over Staathuishoudkunde, zoo hier als elders verspreid: de publieke opinie immers moet zich tegen de bestrijders der Economie verklaard en het programma der traditie aan flarden gescheurd hebben, dan eerst maar dan ook stellig zal het ideaal der Economisten verwezenlijkt zijn!
Dat begreep de heer viruly verbrugge ook, toen hij een werkje als dat van baudrillart voor zijne landgenooten ging bewerken. Waarom toch zullen goede en nuttige geschriften uit den vreemde voor Nederlanders, die alleen nederlandsch lezen, gesloten boeken moeten blijven? Zijn doel was dus goed en lofwaardig. - Baudrillart, de redacteur van 't Journal des Economistes, die reeds zoo vaak heeft getoond, hoe meesterlijk hij de pen weet te voeren, hoe hij door degelijkheid van inhoud en sierlijkheid van vorm 't nuttige aan 't aangename weet te paren, gaf daarvan eene nieuwe proeve
| |
| |
in zijn Manuel d'Economie politique, een werkje, dat in vele of liever in alle opzichten verdient gelezen en herlezen te worden. Mijns inziens is het een juweeltje van een boekje, een pareltje goud waard.
Het is mijn voornemen niet in bijzonderheden over het Manuel te treden: ik stelde het gezegde alleen voorop om mijne adhaesie te schenken aan het gevoelen van den vertaler, dat hij in zijne Voorrede uitspreekt; ik durf tevens herhalen: het doel van den vertaler was goed. Maar dat is hier niet genoeg. Al dadelijk dringt zich de vraag bij ons op: heeft hij zijn goed doel goed bereikt of liever hoe heeft hij zich van zijne taak gekweten? heeft hij baudrillart's werkje goed vertaald? voor den franschen text een zuiver nederlandschen in de plaats gegeven? Het is eene vraag, waarop alles aankomt. Wordt zij ontkennend beantwoord, dan heeft zulk eene vertaling niet de minste waarde. Ik ga dus het antwoord geven: het is dit. Ik gevoel levendig met den schrijver, wat hij in zijne Voorrede zegt, dat zijne taak hem veel te zwaar was, en troost hem alleen met het denkbeeld, waarmede hij zich zelven troost, ‘dat het streven naar het goede geene afkeuring verdient,’ naar mijn inzien, een magere troost! overigens is zijn arbeid een staaltje, hoe men in Nederland fransch verstaat en vertaalt en in Nederland Nederlandsch schrijft en durft laten drukken.
Ik ga de redenen van dat oordeel opgeven. Het geheele boekje van den heer v.v. heb ik niet gelezen, zoo iets kan men ook niet vergen van hem, die het origineel naast zich heeft: ik heb alleen de vijf en twintig eerste bladzijden van de vertaling en de voorrede van baudrillart met het fransch vergeleken: lapides loquuntur.
Op bladzijde XXXVII lezen wij: ‘en in dat tijdvak heb ik al de vraagstukken, welke deze leer bevat, moeten doorloopen:’ men zou kunnen vragen, welke leer? maar dat behoeft niet: in 't fransch staat: ‘que comporte un tel cours’ en dit ‘cours’ is ons cursus, 't zelfde ongeveer als collegie. Een weinig verder: ‘alles drong mij daartoe, zoo de aard der instelling als mijne eigene begeerte: daar ik door den aard van dit onderwijs de noodzakelijkheid gevoelde om op hechte grondbeginselen voort te bouwen, dewijl het gegeven wordt aan eene schooljeugd’ enz.; hoe geheel anders
| |
| |
baudrillart: ‘tout m'en faisait une obligation, le caractère du lieu, mon propre esprit dominé dans ces matières par le besoin de marcher sur le terrain solide des éléments, la nature d'un enseignement s'adressant à la jeunesse des écoles’ etc.: de beide laatste oorzaken van die ‘obligation’ is de heer v.v. zoo vrij door elkaâr te haspelen, en wat beteekent zijne vertaling? hij laat b. zeggen, dat deze door den aard van zijn onderwijs de noodzakelijkheid gevoelde om op hechte grondslagen voort te bouwen, even als of de kundige b. ook kans zag te onderwijzen zonder hechte grondslagen: neen b. begreep en te recht, dat hij telkens op het A B C der staathuishoudkunde terugkomen en altijd daarvan uitgaan moest.
Op bladz. XXXVIII laat de vertaler baudrillart zeggen: ‘het denkbeeld van de laatste te zijn, die in het strijdperk is getreden, waardoor mijne taak veel gemakkelijker is geworden, heeft mij voor (lees: tegen) ontmoediging bewaard. Dit (wat?) is daarenboven een voorrecht, dat men den schrijver wel in rekening mag brengen,’ met andere woorden: ‘mijne taak was nog al gemakkelijk, dat gaf moed!’ In 't fransch zegt hij: ‘le mérite faute d'être le dernier venu dans la même carrière m'a empêché d'en concevoir du découragement. C'est au surplus un avantage qui vaut peut être la peine, qu'on en tienne compte à l'auteur.’ ‘Het heeft,’ beweert hij, ‘wel iets tegen, als men in eene wetenschap 't voetspoor van anderen volgen moet, want zoo iets verkleint eenigzins de verdienste, maar ik heb mij daardoor niet laten ontmoedigen. Integendeel, want er is een voordeel aan verbonden’ enz.
Het woordje ‘echter’ in den volgenden volzin is geheel misplaatst: zoo eenig dan wordt een redegevend partikel bepaald en alleen vereischt.
Op bladz. XXXIX staat: ‘men behoeft slechts rond te zien om op te merken, dat de geschiedenis der wetenschappen in elk tijdvak hare geliefkoosde vraagstukken heeft:’ dus altijd dezelfde vraagstukken in elk tijdvak, b. zegt: ‘il suffit de regarder autour de soi pour reconnaître aisément que chaque moment de l'histoire des sciences a ses problèmes de prédilection,’ dus elk tijdvak zijne geliefkoosde vraagstukken heeft: geheel iets anders. De woorden ‘zoo uit
| |
| |
Frankrijk als uit den vreemde’ zijn in eene Nederlandsche vertaling bepaald onzin: een Franschman alleen kan Frankrijk tegenover ‘den vreemde’ stellen: wij zeggen: ‘uit Frankrijk en van elders.’
Op bladz. XL doet de heer v.v. het voorkomen als of b. wilde, dat men in een werk als het zijne ‘zijn naam als schrijver verzweeg’ dus: anoniem schreef. Volgens 't origineel betoogt hij, dat men zijne eigene persoonlijkheid niet al te zeer op den voorgrond moet stellen in wetenschappen als de économie. O lepidum caput! een jongen van elf jaar zou 't beter vertaald hebben!
Bladz. XLI heeft de heer v.v. ‘die wetenschap zelve’ voor ‘dezelfde wetenschap’ ‘la même science.’
Op bladz. XL heb ik nog iets vergeten. B. zegt dat als de schrijver in zoo'n geval zijn eigen ik nu en dan eens wil laten doorschemeren, hij 't dan niet doet dan onder deze voorwaarde, dat hij het den lezer kenbaar maakt: de heer v.v. meent, dat b. wel, dat men dan den lezer daarop ‘bijzonder opmerkzaam’ moet maken, iets dat niet vrij van pedanterie zou wezen!
Een weinig verder lezen wij: ‘door aan te merken, dat de Staathuishoudkunde geheel doortrokken is van de denkbeelden van vrijheid en persoonlijke verantwoordelijkheid, op welke zij zich steeds beroept, doen wij beter uitkomen:’ hetgeen de vertaling moet heeten van ‘en la montrant’ etc.: dat beteekent: ‘terwijl wij haar voorstellen’ enz, maar de geheele periode en niet minder de daarop volgende, die bij den heer v.v. in de lucht hangt, is er niet beter op geworden in 't hollandsch.
Bladz. XLI wordt ‘préliminaires’ door ‘inleidingen’ (wat verstaat de vertaler onder ‘inleiding?’) vertaald even als op bladz. 13 ‘prolegomènes:’ trouwens de geheele volzin op pag. XLI is verkeerd begrepen en vertaald.
Aan het einde van zijn préface zegt b. van zijn werk dat zijn leermeester ‘et le public avec lui’ daarin den merkbaren (niet zichtbaren!) invloed van zijne lessen zal aantreffen. In 't nederlandsch wordt ‘et le public avec lui’ door ‘en in 't algemeen’ teruggegeven!
In het begin van Hoofdstuk II, vernemen wij van den heer v.v. ‘dat de zedelijke wereld en de maatschappij in
| |
| |
bepaalde groepen van feiten zijn verdeeld:’ wonderlijke verdeeling! B. zegt: dat zij ‘présentent certaines classes distinctes de faits qui sont soumis’ etc.
Op bladz. 6 lezen wij voor: ‘les rapports les plus essentiels,’ ‘hunne duidelijkste betrekkingen’ een weinig verder voor: ‘ces changements ne sauraient affecter leurs lois qui dominent leurs formes:’ ‘deze veranderingen, welke alleen de vormen betroffen, kunnen hunne wetten niet aanranden.’
Bladz. 7 wordt van een strijd gewaagd, die oppervlakkig is; wat is een oppervlakkige strijd? B. bedoelt een strijd in schijn: ‘la lutte en effet est à la surface’
Terzelfder plaatse vinden wij de woorden: ‘op het goed geloof eener duistere waarschijnlijkheid’ voor: ‘sur la foi d'une apparence mal débrouillée.’
Aan het slot van Hoofdstuk I staat geschreven, dat montesquieu zeide ‘dat de zaken een karakter bezitten’ enz.: gelukkig, dat wij weten, dat hij van eene ‘nature des choses’ gewaagd heeft: anders zouden wij hem van onzin niet vrijpleiten.
Bladz. 9 (wij doen slechts eene keuze uit het vele!) spreekt de vertaler van het ‘enkelvoudige en het zamengestelde:’ baudrillart van ‘concret en abstrait.’ Zoo zet hij een eind verder ‘l'intérêt personnel,’ persoonlijk belang dus, door ‘eigenbelang’ over en op bladz. 15 de woorden: ‘renfermé dans ses justes limites l'intérêt est d'une admirable fécondité pour le bien non seulement privé mais général,’ door: ‘binnen zijne juiste grenzen gehouden, bevat het eigenbelang voor persoonlijke (!) en algemeene welvaart eene bewonderingswaardige bron van vruchtbaarheid!’ Wat is eene bron van vruchtbaarheid, wat eene bewonderingswaardige bron van vruchtbaarheid? Nederlandsch stellig niet.
Of baudrillart's betoog (Manuel p. 14) ‘Le véritable attribut distinctif de l'homme consiste dans cette liberté éclairée par la raison qui s'atteste à la conscience et que tout suppose dans les jugements portés par les hommes et sur eux-mêmes et sur les autres’ door den heer v.v. goed vertaald is, betwijfel ik met grond; hij zegt: ‘het ware onderscheidingsteeken van den mensch bestaat in deze vrijheid door de rede verlicht, welke het geweten tot getuige roept: en alles doet ons zien dat hij moet blijken uit onze beoordeeling zoo van ons zelven als van anderen.’
| |
| |
Op bladz. 23 staat voor rekbaarheid, ‘uitbreiding’ 't fransch heeft expansibilité en op bladz. 25 treffen wij een proefje van onkunde en slordigheid aan in de woorden: ‘de staathuishoudkundige wereld, welke door den handel steeds uitgebreider wordt dan de staatkundige, en welke in het volkenverkeer meer en meer is ingeweven, breidt door het toenemen van de uitheemsche (!) ruilingen hare grenzen tot schier geheel de bewoonde aarde uit.’ Baudrillart zegt zeer juist: ‘La société économique, qui grâce au commerce a toujours été plus vaste que la société politique confinée dans la nation, étend de plus en plus ses limites aux frontières mêmes de la terre habitée et par le développement des échanges internationaux’ etc. Is dat vertalen of verknoeijen? Van het vervolg zwijg ik liefst ofschoon op de volgende bladzijde de vertaling van ‘auxiliaire’ door ‘leidsvrouw’ ons al dadelijk bevreemdt. - Het is hoog tijd, dat ik tot het tweede gedeelte mijner taak overga, de vraag: hoe men in Nederland nederlandsch schrijft en durft laten drukken.
Misschien zal men mij tegenwerpen, dat ik in woorden-zifterij ga vervallen en het werk van den heer v.v. niet zoo zeer als litterariesch produkt maar veeleer als Volksboek moet worden aangemerkt. Dit laatste stem ik toe. Maar ik zie juist daarin eene reden te meer, waarom de taal zuiver en naauwkeurig, de stijl eenvoudig en duidelijk had moeten zijn. Want het is eene onbetwistbare waarheid, dat het volk alleen goed geschreven Nederlandsch leest en verstaat: den grooten v.d. palm begrijpt het geheele nederlandsche volk tot den meest onontwikkelde toe. - Laat ons dus zien hoe de heer v.v. tot het volk spreekt.
Op bladz. XXXVII worden beginselen en grondbeginselen jammerlijk verward: op bladz. XXXIX wordt gezegd: ‘menschen en zaken’ voor: ‘personen en zaken,’ een weinig verder: ‘dit verklaart waarom’ (c'est ce qui explique!) voor: ‘Zoo is het te verklaren, dat;’ in denzelfden volzin wordt betoogd, dat die geschriften veel van haren (sic!) lees: hunnen vroegeren opgang verloren hebben (of is dit eene drukfout!?) Wat is ‘waarde blijven bezitten’ in plaats van behouden? Wat ‘een weg ontmoeten?’ Verrassende ontmoeting, gemeenlijk zegt men een weg vinden. Op bladz. XL
| |
| |
staat: ‘voornaamste doel,’ ik had hoofddoel gezegd. Iets verder: ‘het is ons onmogelijk geweest de tegenkanting te verzwijgen,’ lees: van de tegenkanting te zwijgen. Die en welke zijn verkeerd gebruikt op bladz. XLI: ‘mijnen beroemden meester, welke (lees die) mij met eene welwillendheid, die (lees welke) ik nimmer kan vergeten’ enz. Bladz. 1. ‘De oorzaak, dat de wetenschappen enz. eene wezenlijkheid bezitten,’ Nederlandsch is: ‘een zelfstandig bestaan hebben,’ bladz. 2 wordt van eene reeks van verschijnselen gewaagd die een karakter dragen, wat is ‘een karakter dragen?’ Bladz. 4 wordt een veld van wetenschap ‘omschreven,’ lees: afgebakend; ook figuurlijk spreekt men niet van ‘een veld omschrijven.’ ‘Het vormende van hunnen aard’ bladz. 6 begrijpt niemand, want de vertaler zelf heeft het fransch niet begrepen. Een weinig verder heerscht Egyptische duisternis door het gebruik van het woord ‘gevolg’ driemaal in drie regels. Bladz. 6 ‘vormen zich geene rijkdommen,’ is een Gallicisme, wij zeggen: worden gevormd, (se produisent). Wat is bladz. 11 (want het is vervelend alles op te sommen, daarom bekort ik de reeks der voorbeelden,) ‘uitvoering’ eener wetenschap? Er bestaat ook nog een woord: toepassing. - Bladz. 14 ‘een vuur dat verdooft,’ een vuur dooft uit. Op bladz. 18 worden ‘het eigendom’ en ‘de eigendom’ voor synoniem gehouden, en dat in woorden van turgot! Wij lezen daar ook: ‘tusschen de geheele vernietiging, de volledige waardering en de volkomene ontwikkeling dezer prikkels!’ verbeeld u prikkels, die worden vernietigd, gewaardeerd en ontwikkeld!
Bladz. 24 ‘heeft de mensch zich nu te harden:’ dit zoude kunnen, als een mensch ijzer was: thans kan het niet: lees ‘verharden.’ Een weinig verder wordt ex tripode beweerd: ‘de verdeeling van (lees in) standen is verdwenen!!’ Te Gorinchem moge dit het geval zijn, maar nergens elders: baudrillart spreekt van ‘kasten,’ en die verdeeling is verdwenen!
Wat zou baudrillart wel zeggen, als hij wist hoe zijn werkje hier vertaald en door velen misschien reeds naar die vertaling of liever verknoeijing beoordeeld is!
De vertaler zelf zegt, dat hij voor 't eerst voor het publiek optreedt: ik hoop, dat hij zich een volgenden keer zal ver- | |
| |
waardigen het met beter werk te doen, en geef hem den welgemeenden raad zich eene spraakkunst en een woordenboek aan te schaffen. Vertalen schijnbaar gemakkelijk is inderdaad zeer moeijelijk: maar een der allereerste eischen daarvan is, dat men de taal, waaruit men vertaalt, goed verstaat, eene tweede, dat men de taal, waarin men vertaalt, zuiver kan schrijven.
Ik eindig met een paar woorden van Dr. beets (Verpoozingen op letterkundig gebied, bladz. 35): ‘Zonder uitnemend te zijn kan men niet populair zijn’ tot troost voor den vertaler volgt er op: ‘men kan nogthands uitnemend wezen en niet populair.’
L.
h.e.m.
Nov. 59.
|
|