zalen werden geroepen om schatten van geleerdheid op te zamelen ten einde deze in hunne portefeuilles naar hunne kamers te dragen en daar in het
geheugen te prenten. Het was inderdaad een bespottelijk gezigt, en onwillekeurig bekroop mij gedurig de vraag: ‘zouden zij nimmer wijs worden, die er de eerste aanleiding toe geven?’
Na deze inleiding behoeven wij niet meer te zeggen, dat wij de hierboven aangekondigde schets met genoegen zagen verschijnen. Daar zij nog geene twaalf pagina's in octavo beslaat, met groote letters en zeer breede randen is gedrukt, hebben wij er zelden eene onder de oogen gehad, welke den naam eener korte met meerder regt verdient. Ook om deze rede komt zij ons bijzonder doelmatig voor, en dewijl zij niettegenstaande haar klein bestek alles bevat, wat een beoefenaar van ons kerkregt in zijne studie baten of teregt helpen kan, danken wij den hoogleeraar, die haar zamenstelde, zeer dat hij haar niet slechts ten dienste zijner leerlingen in het licht gegeven heeft maar ook anderen in de gelegenheid gesteld om er hun voordeel mede te doen. Ten einde ieder belangstellende te overtuigen hoe nuttig zij hem wezen kan, willen wij hier haren hoofdzakelijken inhoud laten volgen.
In een woord vooraf voert de schrijver de gronden aan, welke tot aanbeveling der beoefening van het hedendaagsche kerkregt der Nederlandsche Hervormde kerk kunnen strekken. Daaraan sluit zich de inleiding, welke in de eerste paragraaf over het kerkregt in het algemeen, en in de tweede over de beoefening van het Nederlandsche kerkregt in 't bijzonder handelt. Overigens is de Schets in drie hoofdstukken verdeelt, welke achtereenvolgens het hedendaagsche kerkregt der Nederlandsche Hervormde kerk, zoo als het allengs ontstaan is, zoo als het thans is, en zoo als het bij voortgaande regelmatige ontwikkeling worden moet, leeren kennen. In het eerste dezer hoofdstukken vinden wij: § 1, het kerkregt der Nederlandsche Hervormde kerk in zijne eerste wording; § 2, de vroegere organisatie der Nederlandsche Hervormde kerk, van de Synode, in 1618 en 1619 te Dordrecht gehouden, tot op 1795; § 3, de toestand der Nederlandsche Hervormde kerk gedurende het tijdperk van overgang, waarin zij van 1795 tot 1816 verkeerde; § 4, de