| |
Een brief uit Modena.
Wat er van de Midden-Italiaansche staten zal worden, is nog tamelijk onzeker, en het kan nog lang duren eer de zaak beslist is. Maar zooveel blijkt toch hoe langer hoe meer, dat niet ligt de uitgeweken souvereinen dier staten in het rustige bezit hunner vroegere slagtoffers hersteld zullen worden. Ook is er iets anders, dat uit de houding dier bevolkingen schijnt te blijken, van meer gewigt bij het algemeen verspreide denkbeeld, waarmede Europa zoo lang zijn geweten heeft in slaap gewiegd, en dat men als om strijd nog steeds blijft herhalen: ‘De Italianen zijn nog niet rijp voor de onafhankelijkheid; zij zijn een beter lot nog niet waard.’ Zeker, de Italianen hebben veel geleden, en wee hem die eenmaal aan 't sukkelen is; maar thans weten zij wat zij willen en zij zijn ook bereid om den weg in te slaan, die daartoe leiden kan.
| |
| |
Zoo is ook de toon, die heerscht in een brief onder het opschrift Correspondance d'Italie uit Modena, gedateerd 8 Sept., die in de Revue Contemporaine wordt medegedeeld. Wel is dat Tijdschrift bekend als sterk behoudend en gouvernementaal, en zal het ook niet ligt iets mededeelen wat de keerzijde van de keizerlijke politiek en de Napoleontische plannen met Italië doet zien; maar het komt in deze zaak ook overeen met andere berigten. Het kan zijn dat de Italianen later weder uit den band springen, maar op 't oogenblik gedragen zij zich toch met ongekende bezadigdheid. Het is een Franschman, die uit Modena o.a. aldus schrijft:
Te Piasenza, te Parma en hier, heerschen, gelijk bekend is, eene verwonderenswaardige bedaardheid. Misschien moet men daar niet anders in zien, dan een groot bewijs van slimheid; maar dat is al veel, en genoeg om hen te weêrleggen, die aan Italië alle politieke deugden ontzeggen. Moet men gelooven aan de volstrekte verdwijning van alle uiterste partijen, of alleen aan eene merkwaardige stilzwijgende overeenstemming, die wel voor het oogenblik als van zelf ontstaan is, maar ruim spel voor de toekomst open laat, en hoe ook de oplossing van het Italiaansche vraagstuk uitvalle, in het vervolg nieuwe woelingen en verdeeldheden niet uitsluit. Hoe het zij, de berigten hebben niets overdreven van de bezadigde stemming die hier waargenomen word, en het is onmogelijk, om op minder revolutionnaire wijze eene revolutie tot stand te brengen. Men maakt hier veel minder leven dan te Milaan. Ik hoor geen geschreeuw, ik zie geene illuminaties, geene driekleurige vesten, zelfs weinig vanen, en weinig cocardes. Men uit zijn gevoelen op de stilst mogelijke manier, men plakt een papier op zijne deur met een: Weg met de bourbons, weg met den Groothertog! of: Leve victor emmanuel! Daarbij bepalen zich alle manifestaties. Maar zij zijn niet minder welgemeend. Het grootste gedeelte der bevolking en bijna alle bewoners der steden protesteren krachtig tegen den terugkeer hunner vorsten, en allen zeggen dat zij dit protest zullen volhouden, zelfs des noods met de wapenen. Mogt men de restauratie, de terugvoering der vorsten beproeven, dàn zou de tegenwoordige rust in een woedenden burgeroorlog veranderen, en de republikeinsche partij, die dood of ten minste
| |
| |
ingeslapen schijnt, zou zonder twijfel spoedig weder opleven. Zoo zeide farini dan ook voor eenige dagen: ‘Wanneer men de vredelievende manifestatie der hertogdommen ziet, dan zou men de partij die de herstelling der souvereinen verlangt, de partij der anarchisten kunnen noemen.’
Ofschoon de hertogin van Parma, evenmin als de hertog van Modena hersteld zal kunnen worden, zijn toch de gevoelens omtrent de souvereinen zelven zeer verschillend. De Parmesanen hebben zich over den persoon der hertogin zoo zwaar niet te beklagen. Maar zij gevoelen zich gekrenkt door de kleinheid van hun land, waardoor het eeuwigdurend van souvereinen verandert en in de groote Europesche transacties de rol van bakerspeld vervult. Sedert de 16e eeuw heeft het tien verschillende vorstenhuizen gehad. Men haakt naar eene hoogere bestemming en wil het lot van eenigen grooten staat deelen. Bovendien, indien het hertogdom Modena met Toscane vereenigd werd, wat zou een hertog van Parma dan anders kunnen zijn, dan ‘hoveling of zamenzweerder’?
Iets geheel anders is het met de Modenezen; zij hebben tegen frans V persoonlijke en, men moet het erkennen, regtmatige grieven. Toen hij vertrok, had hij slechts den tijd om zijne particuliere benoodigdheden in te pakken, behalve op de greep enkele kostbaarheden uit het museum. Maar men had geen tijd om de archiven te vernietigen; slechts enkele stukken werden verbrand. En daarmede is eene groote onvoorzigtigheid begaan. Het tegenwoordige gouvernement heeft ze gevonden en zoo belangrijk geacht, dat het dadelijk besloten heeft ze uit te geven.
De lezing van deze stukken doet ten duidelijkste zien, wat absolute autocraatde hertog van Modena was. Een tal van merkwaardige, grappige, maar ook treurige staaltjes zouden wij er van kunnen mededeelen, hoe hij zijn wil en zijn persoonlijk welbehagen boven alle wet en regt stelde. Zijne particuliere opiniën en fantaisiën, in eigenhandig geschreven bevelen medegedeeld, regeerden het land, terwijl zelfs een bepaald stelsel, behalve een algemeen begrip van reactie en absolutisme, moeijelijk te erkennen was. Stelselmatig was misschien alleen zijn dompersoorlog tegen den stand der geleerden, wier getal hij zooveel mogelijk trachtte te beperken. ‘Men behoeft zoo
| |
| |
geleerd niet te wezen, om een goed militair, en een goed staatsman te zijn; zie mijne ministers maar!’ dat was zijne telkens wederkeerende uitspraak. Dergelijke lieftalligheden schreef hij echter niet zelf, maar liet ze zijne ministers schrijven.
Het meest heeft hij zich echter gecompromitteerd en belagchelijk gemaakt door een ander plan, dat hij het hardnekkigst vasthield, om namelijk Frankrijk te verdeelen. Dat was eene idée fixe, die hij van zijn vader frans IV had overgeërfd. Ieder wist het, en de echte hovelingen beijverden zich om hem hierin te versterken. Eene brochure: Italië en de buonaparte's, die op bevel van den groothertog moest uitgegeven worden maar waartoe geen tijd meer geweest is, zoodat alle exemplaren op de groothertogelijke drukkerij gevonden zijn, geeft de middelen aan om dit doel te bereiken. Daar hij de hoop moest opgeven, om zijn plan alleen met eigen hulpmiddelen te verwezenlijken, is de hertog in die brochure bereid om de hulp van eene coalitie in te roepen. Hij is niet altijd zoo nederig geweest.
Na de verschijning van dit dolle boekje, geloof ik niet dat de hertog van Modena ooit zijne staten zal kunnen wederzien; het bespottelijke alleen zou het al onmogelijk maken. En Parma schijnt in dit lot van den buurman te moeten deelen. - Wat moet er dan van deze twee hertogdommen worden? Zal men Sardinië ook deze twee ‘bladen van den artisjok’ laten opeten? of zal men met Toscane zamen een koninkrijk van Etrurië vormen? Dat weet men hier evenmin als te Parijs. Ik behoef u niet te zeggen van wie men de oplossing van het vraagstuk verwacht. Napoleone, Francesi, men hoort niet anders dan deze woorden op de straat. In de oogen van al de Italianen, van het volk tot de regerende hoofden, vermag de Keizer alles: hij kan Europa afbakenen, even als hij het bosch van Boulogne heeft afgebakend.
Garibaldi is hier, ik heb hem gezien. Hij zegt ook, even als farini: ‘Wat spreekt men van revolutie? De eenige revolutionnairen zijn de verdrukkers, als zij hier willen terugkeeren.’ Hij is zeer tevreden met den loop der gebeurtenissen. Hij spreekt van den keizer, en van het groote werk der
| |
| |
emancipatie zoo loyaal en moedig door alexander II volbragt: ‘De souvereinen,’ zegt hij, ‘willen zich zeker met de volken verzoenen.’ Garibaldi gelijkt volstrekt niet op de meeste portretten die er van hem zijn. Hij is eenvoudig in kleeding, in zijn spreken en manieren, welwillend en gemeenzaam. Wanneer hij ooit de roode en witte pluimen die men hem toedicht, gedragen heeft, dan hebben zij een vreemd effect moeten maken op dat zachtzinnige en weemoedige hoofd. Hij ziet er goedaardig uit en dat is het opmerkelijkst; zijn blik is belangwekkend. Hij is niet zeer groot, is twee-en-vijftig jaren, en ziet daar ook wel naar uit; zijn gelaat heeft iets afgemats. Garibaldi staat thans aan het hoofd van de troepen van Toscane en de brigades vrijwilligers, die zeer gereedelijk in Parma en Modena georganiseerd worden. De naam van garibaldi heeft stellig de dienstnemingen verdubbeld. Er zijn er onder van zestien en vijftien jaren; ik heb er een gezien van 14 jaren, die uit Verona des nachts, buiten weten van zijne ouders, weggeloopen was, en op weg was naar zijn corps. Zijne pakkage was zoo groot als een vuist, dat was zijn gansche schat, in een zakdoek geknoopt, en hij was zoo gelukkig als een koning! - Wat de vroegere vrijwilligers van garibaldi betreft, die den afgeloopen veldtogt met hem hebben gemaakt, zij zijn thans weder door geheel Italië verspreid. Hun doel is bereikt, de vijand is verjaagd; maar zij moeten onder de wapenen blijven, hun engagement is voor een jaar. Milaan is dan ook nagenoeg leêg van jongelieden; want men moet dit althans ter eere van de Lombardische jeugd zeggen, dat zij zich dapper gedragen hebben. Men is onregtvaardig jegens de Milanezen; men heeft hun verweten, dat zij niets hebben kunnen doen om de Oostenrijkers te verdrijven, dan barricades oprigten den dag nadat
ze al weg waren. Het is waar; maar men heeft daarbij de 30 duizend vrijwilligers in het leger van garibaldi vergeten. Alle weerbare jongelieden die vrij waren, zijn daarheen getogen, zelfs uit den adel, en dit verdient zooveel te meer lof, daar deze sedert langen lijd aan onverschilligheid en lediggang gewend was, waarvan de tegenwoordigheid der Oostenrijkers de reden of het voorwendsel was. De vrouwen hadden een groot aandeel aan deze krijgshaftigheid, zij zonden de
| |
| |
jongelieden ten strijde met sjerpen en talismans; zij waren zeer koel jegens diegenen, die bleven. Nu nog kan een jongman die zonder geldige reden geen deel aan den veldtogt genomen heeft, zeker zijn, dat hij in een salon zeer koeltjes ontvangen zal worden. Trouwens, Milaan behoefde zijn patriotisme niet meer te bewijzen; men herinnere zich slechts dien optogt van honderd-duizend Milanezen, die zonder opschudding de stad verlieten, den dag nadat de stad aan radetzky was overgegeven, - eene aandoenlijke scène, zoo geheel vreemd aan onze gewone gebruiken. Of den burgemeester casati, die aan de burgers het overbodige zilverwerk afvroeg om slechts eenige dagen een tegenstand te verlengen, dien men wist dat te vergeefs was, - en toch beurde hij in een oogenblik meer dan vier millioen (francs). Men kon in alle klassen voorbeelden aanhalen van menschen, die voor de goede zaak een vierde, derde of zelfs de helft van hun vermogen hebben opgeofferd. Wanneer men zulke trekken bij een volk ziet, dan kan men veel van dat volk verwachten. Men is te zeer gewoon, sedert eenigen tijd, om Italië als eene illusie te beschouwen, waarvan het eene zekere mode is zich als genezen voor te doen. Men heeft het beoordeeld naar enkele ellendelingen, die het onteerd hebben. Waarom zouden wij het niet zeggen, ik zelf, die dit thans schrijf, heb vroeger, in Frankrijk, in dit algemeene gevoelen gedeeld. Maar als men tegenwoordig is bij hetgeen hier voorvalt, dan begint men beter over Italië te oordeelen, en men begint te denken, dat prins metternich misschien bij tijds gestorven is, om niet het dementi van zijne beroemde uitspraak zelf te beleven.’
Maar of het schoone Italië hare deugd en hare vreugd zal bewaren in het gedrang der groote mannen, - dat is de vraag.
|
|