Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1859
(1859)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 579]
| |
Wie in het begin van September in Amsterdam is geweest, heeft het trouwens ook met eigen oogen kunnen zien. Op de tentoonstelling van nijverheid in het locaal Apollo - al tot zeer verschillende doeleinden gebruikt! - waren statuetten en ornamenten van dit metaal door den Franschen fabrikant christofle geëxponeerd. Zij stonden broederlijk zamen met hunne mededingers de zilveren ornamenten, aan wie echter nog zonder twijfel de appel der schoonheid toekwam. Het naakte Aluminium muntte alleen uit door zijn vreemde uiterlijk (in 't algemeen zoo wat het midden houdende tusschen lood en zilver, het matte Aluminium, nagenoeg als dof lood). Ik zeg het naakte; want een goed deel der voorwerpen was met eene dikke laag zilver bedekt, zwaar overzilverd. In den aanvang heette het dat aan het Aluminium de plaats tusschen het goud en het zilver toekwam, want het is smeltbaarder en smeedbaarder en toch even hard als het zilver, kan aan de lucht, zelfs de vuile Amsterdamsche lucht, blootgesteld worden zonder te oxyderen of aan te slaan, heeft een schoonen zuiveren klank en zou nog fraaijer glans hebben dan zilver. Wat dit laatste betreft, de gustibus non est disputandum; ik vind het niet, evenmin als mijn vriend de zilversmid, die het uit instinct heel leelijk vindt; maar die eigenschap wordt toch ook al zeer twijfelachtig als het zich overzilverd in 't publiek vertoont. Men verguldt wel zilver, maar verzilvert geen goud. De schitterende rol, die dit metaal voorspeld werd te zullen spelen, is daarmede al zeer twijfelachtig gemaakt. Anders heeft het dezen parvenu onder de metalen, - afstammende van klei, van gemeene klei! - niet aan hooge protectie ontbroken. De grootste parvenu der negentiende eeuw heeft het broederlijk de keizerlijke hand geboden, en zijne fabricering op alle mogelijke wijze bevorderd, zooals wijlen napoleon I den beetwortelsuiker. Daaraan heeft men het dan ook te danken, dat de Heeren deville & co. er in geslaagd zijn om te Nanterre eene fabriek voor de bereiding van dit metaal op te rigten, waar ook het hoofdingrediënt om het te winnen, het Natrium, tevens bereid wordt. Daaraan heeft men dan ook de soort van vogue te danken, waarin het bij de Franschen staat. Inderdaad allerlei versieringen en galanterieën heeft men reeds van het nieuwe metaal gemaakt. Waarom? omdat het bestand is, zegt men, en het is waar | |
[pagina 580]
| |
ook, tegen het gas en ‘de uitdampingen der secreten’! Nu, dat is een practisch voordeel. Maar anders is het niet zoo mooi als zilver en veel duurder. Een Nederl. ℔ zilver kost f 100, maar een ℔ Aluminium kost nog altijd f 150, hoewel men het al ver gebragt heeft om de kosten der bereiding te verminderen; in 1856 kostte het nog f 1500 het Ned. ℔. Nu moet men zich echter niet al te zeer daardoor laten afschrikken. Want het is zeer ligt, en daardoor komt een voorwerp van Aluminium per slot van rekening driemaal goedkooper dan een voorwerp van denzelfden omvang van zilver. Men beweert, dat de fabrikanten beloofd hebben bij groote bestelling het Aluminium voor f 50 het Ned. ℔ te leveren; maar dan zou het toch nog 12 maal duurder dan Brittannia-metaal en 4 maal duurder dan nieuw-zilver komen. Waar blijft men nu met de luchtkasteelen, dat dit nieuwe metaal het ijzer en het zilver beiden zou kunnen onttroonen? Wat boer denkt er tegenwoordig aan, om eene ploeg of spade van nieuw-zilver te laten maken? zooveel te minder dan van Aluminium. Maar munten, die heeft men voorgeslagen er van te maken. Daar het zooveel ligter is, zou dit het voordeel hebben, dat men een zak guldens gerust in zijn broekzak kon steken, zonder vrees van scheuren. Doch verbeeld u eens, dat in ernst dit plan uitgevoerd werd, en dat, als men wel alle munten van Aluminium had, de wijze van bereiding zoover vorderde, dat het met weinig kosten gewonnen kon worden. Thans bestaat de waarde juist alleen in die moeijelijke bereiding; maar dan zou iedereen eene fabriek van rijksdaalders kunnen opzetten, die maar eene vierkante roede kleigrond achter zijn huis had. Dan zou de Beemster eerst regt productief worden! Eene bijzondere eigenschap moet men vooral niet vergeten. Alle alkaliën, mits niet al te zwak, lossen het op. Wanneer men het dus b.v. eens zoo ver gebragt had, dat men lepels en vorken van het nieuwe edele metaal in gebruik had - huismoeders en keukenmeiden wat teleurstelling en schrik stond u dan te wachten! Als de zindelijke dienstmaagd de fraaije lepels en vorken in een krachtig warm zeepzopje onderdompelde, om ze, gelijk ze vroeger het classieke zilver gewoon was, af te wasschen, zij zouden verdwijnen als sneeuw voor de zon, hoogstens zou het zeepzopje wat kleiachtig geworden zijn. En of zij zout verdragen zouden, dat is ook nog zeer twijfelachtig. Een edel metaal wordt het kleimetaal dus waarschijnlijk nooit, en of het nog ooit een bruikbaar metaal zal worden, dat nog in achting zal zijn als de illusie der nieuwheid er af is - dat zal veel afhangen of men slagen zal het zoo goedkoop te winnen als het betrekkelijk weinig waard is. Dan is het een metaal, waarvan voorraad genoeg overal ter wereld voorhanden is. Men berekent dat een zesde van de aardkorst uit klei bestaat, en in elk pond zuivere klei is een tiende Aluminium. In zooverre zou het het metaal der toekomst kunnen zijn. |
|