Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1859
(1859)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 385]
| |
En doen de Franschen dan niets voor Midden-Africa, waarvan zij de noordkust zoo geleidelijk trachten in te palmen? Zeker, zeker! maar zij willen meer doen dan die enkele verschijningen van reizigers kunnen opleveren. Zij willen een weg maken juist door dat gedeelte, wat tot nog toe de wegenfurie der menschenkinderen heeft getrotseerd, en wel een tunnel. Een tunnel door de Sahara! Meent niet, dat hiertoe een hoogst gecompliceerd project te berde gebragt zal worden. Neen! Als eenvoud het zegel van het ware is, dan is het plan zoo goed als het wezen kan. Slechts twee dingen zijn er toe noodig: zand en zon, artikelen, waaraan ginds zeker geen gebrek is. Met de eigen wapenen, waarmede zij tot nog toe zich verdedigde tegen alle indringers zal de groote Sahara worden bestreden en overwonnen. Was het de zon, die door hare stralen den reiziger uitputte, waren het de gevaarlijke zandstormen, die hem onder gloeijend zand dreigden te verstikken en te begraven, - hun vloek zal in zegen worden verkeerd. Het zand zal oer of ijzererts genoeg opleveren, en door colossale brandspiegels zal de Africaansche zon de dienst van smeltoven verrigten. Zoo zal men groote bogen of halfcirkels gieten, die slechts nevens elkander gezet behoeven te worden, om een overdekten weg te vormen, waar geen zonnestralen verbranden, geen stuifzand verblinden, geen tijgers of leeuwen u verslinden zullen. Ontbreekt nog - licht en water. Gas zal het eerste geven en het tweede schijnt werkelijk reeds geen onoverkomelijk bezwaar meer op te leveren. Het is bekend, dat de Franschen reeds op verschillende punten der groote woestijn met goed gevolg artesische putten hebben gegraven. Men heeft dus maar rails te leggen door deze gecasematteerde allée en zuchtend en blazend zullen de locomotieven snellen over de maagdelijke vlakten. Eenmaal een spoorweg, een slagader der beschaving en verlichting, geopend, waarvan het hoofdstation in het hart van Africa zijn zal, dan zal het overige wel volgen. De naam van dezen Franschman is mij niet bekend, maar men zegt dat de lesseps zijn hoed voor hem heeft afgenomen. |
|