en grijsaards hebben zij geen ander dak dan eene hut uit zaâmgevlochten takken. Adam van bremen verhaalt, dat zelfs nog in de 11de eeuw de zoogenaamde Jotunen, de oudste bevolking van Scandinavië op de bergen en in de bosschen woonden, in dierenvellen gekleed en toonen van zich gevende die meer op het geschreeuw van wilde dieren, dan op eene menschelijke spraak geleken; hunne verdelging wordt in de gedichten der Skalden bezongen. Isigonus van Nicaea, door plinius aangehaald, zegt, dat een stam van de Scythen, die tien dagreizen ten noorden van den Dnieper woonde, gewoon waren menschenvleesch te eten, uit menschenschedels te drinken en de scalp der gedooden op de borst te dragen. Even als in de Duitsche sage en sprookjes vele trekken uit het leven onzer voorouders uit den heidenschen tijd bewaard gebleven zijn, zoo kan misschien wel de sage van den menscheneter, welke volgens grimm's onderzoekingen in de sagen der Finsche, Tartaarsche en Germaansche volkeren zeer verbreid is - zooals zij ook in de Odyssea als de geschiedenis van polyphemus verhaald wordt - in de herinnering aan zulke gruwelen haren oorsprong hebben.
De brokken van schedels afkomstig van Schwaan en Plau mogen waarschijnlijk, zoowel om hunne ontleedkundige eigenaardigheden, als wegens de omstandigheden, waaronder zij gevonden werden, aan een ruw menschengeslacht toegeschreven worden, dat vóór de Germanen noordelijk Europa bewoonde, en, zooals de overeenkomstige vondsten bij Minsk in Rusland en in het Neanderdal bij Elberfeld bewijzen, verre verbreid was, ja zelfs met de oorspronkelijke bevolking van Britannië, Ierland en Scandinavië verwant was, zooals uit den vorm van hun schedel te vermoeden is. Terwijl de beenderen van Schwaan in een Germaansch steenen graf bijgezet waren, en dus tot in historische tijden reiken, werden de beenderen van Plau alleen in het zand gevonden naast beenen gereedschappen, die op een zeer lagen trap van ontwikkeling wijzen. Evenzoo een der schedels van Minsk. De menschelijke schedel en verdere beenderen uit het Neanderdal overtreffen echter al de genoemde in die eigenaardigheden van vorm, waaruit men besluiten kan tot een ruw en wild volk. Men kan ze voor het oudste gedenkteeken van de vroegere bewoners van Europa houden, hetzij dat de kalkgrot, waarin zij zonder eenig spoor van menschelijke kunst gevonden zijn, de plaats was waar zij begraven werden, of dat zij, even als elders de beenderen van verdwenen diersoorten, hier ingespoeld zijn.
a.s.