Mr. donaldson de ruïnen opgemerkt heeft van een prachtig Jonisch gebouw, waarvan hij enkele ornamenten afteekende. Groote fragmenten van Jonische kolommen lagen hier bij mijn eerste bezoek, en bij nader onderzoek van de plaats in de rondte vond ik overal groote blokken meest van Parisch marmer. De vorm van de kolommen, en de overvloed en schoonheid van de marmerblokken deden het mij voor waarschijnlijk houden, dat dit de plaats van het Mausoleum was, te meer daar nergens in de omstreken van Budrum zulke belangrijke ruïnes gevonden worden. Ik begon hier dus opdelvingen en vond, na twee dagen gravens, kleine fragmenten, die waarschijnlijk van een fries in hoog relief afgebroken waren, niet ongelijk aan die welke van het kasteel van Budrum reeds naar het British Museum overgebragt zijn.’
‘Terwijl ik voortging met de opdelvingen, haalde ik een digt daarbij staanden muur omver, die bijna geheel uit groote stukken van kolommen en marmerblokken was zamengesteld. Daaronder ontdekte ik een gedeelte van een colossalen leeuw, volkomen gelijk aan die welke reeds op het kasteel zijn en van dezelfde grootte; enz.’ - Zoo heeft de genoemde consul, de Heer newton, sedert zijne onderzoekingen voortgezet en marmerblokken in massa naar Engeland overgezonden, waar zij weldra voor het publiek ter bezigtiging gesteld zullen worden.
Dit schoone monument was waarschijnlijk door eene aardbeving omver geworpen en vernield. Later kwamen de ridders van Rhodus, die de beste en grootste brokken die hun pasten, gebruikten om er het kasteel van Budrum van te bouwen. Na de twisten met de Turken over deze plaats werden er maar steeds materialen en ornamenten, groote en kleine, van de ruïnen weggehaald, totdat men nu eindelijk alles weder zuinig bij elkaâr begint te rapen en te bewaren. - Zoo is het lot van alle monumenten: opgerigt door de ouden, vernield door eene aardbeving of den tand des tijds, verstrooid door de woeste kinderen der Middeneeuwen, en opgegraven door de nieuwere tijden, om geborgen te worden in een British Museum. Het wordt te klein, dat groote strandvonderspakhuis. Welnu, dan zal men het uitbouwen.
Mij dunkt het moet een onaangenaam gevoel zijn voor een Engelschman, als hij de pyramiden van Egypte ziet, en zich onmagtig gevoelt om die ook meê naar huis te nemen.