Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1859
(1859)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 100]
| |
‘In den Courrier des États-Unis leest men als volgt: In de nabijheid van Philadelphia heeft een hoogst zonderling voorval plaats gegrepen. Een zadelmakersknecht, door zijne onmatigheid in het gebruik van sterken drank bekend, bevond zich onlangs in een kroeg, waar hij met eenigen zijner kennissen den avond met drinken doorbragt. Eensklaps komt hij op het zotte denkbeeld om te wedden, dat hij een brandend papier zoude inslikken. Daar men dit niet wilde gelooven, maakte hij zich gereed, om den aanwezigen zijne kunst te vertoonen; doch naauwelijks had hij het vlammende papier in den mond gestoken, of hij uitte een zwakken kreet, en zeeg tot aller verbazing op den grond neder. Alstoen zag men eene blaauwe vlam rondom zijnen mond zweven; men trachtte hem hulp te verleenen, doch weldra ontwaarde men, dat de ongelukkige inwendig brandde. Na verloop van een half uur was het hoofd en het binnengedeelte der borst verkoold. Twee er bij geroepen geneesheeren verklaarden, dat de van sterken drank doortrokken man, ten gevolge van wijngeest-ontbranding was overleden.’ Hoe geheimzinnig en tragisch staat het daar: ‘doch weldra ontwaarde men, dat de ongelukkige inwendig brandde.’ Toen viel er aan geen blusschen meer te denken, niet waar? De schrandere physicus die dit schreef, heeft zeker nooit als ondeugende knaap een lucifersdoosje aangestoken, en dat dan gebluscht door het eenvoudig te sluiten. Dan zou hij weten, dat zulk inwendig branden van een mensch even onmogelijk is als het inwendig branden van een gesloten lucifersdoosje of van een doofpot. Of als hij nadacht zou hij begrijpen, dat een menschelijk ligchaam, waarvan alle arteriën en vaten met vochten opgevuld zijn, wel door een grooten vuurgloed verkoold kan worden, maar met eene kleine vlam even bezwaarlijk in brand gestoken wordt als een natte doek met een zwavelstok. En die vochten worden wel gewijzigd door een alcoholiserend diëet, maar worden zelve geen alcohol. Al was men zoo kinderachtig van te gelooven, dat de adem eens menschen, omdat hij met eenige deelen wijngeest bezwangerd is, zou branden als de spiritus onder mijn trekpot, - begreep men dan niet, dat die inwendige brand met het sluiten van den mond dadelijk gebluscht zou zijn? Hoogstens zou de fameuse Amerikaan zijne domme lippen gebrand hebben, maar daar evenmin aan gestorven zijn als de berigtgever aan het branden van zijne vingers. Dat een Amerikaansch blad zulke sprookjes van Moeder de Gans aan de Yankees opdischt, laat zich begrijpen; maar belagchelijk is het, dat men in Frankrijk zich haast om zoo iets over te nemen, en uiterst vreemd, dat een fatsoenlijk en degelijk blad als het Handelsblad, daaraan nog een oogenblik aandacht schenkt. |
|