| |
De echtscheiding van Napoleon en Josephine.
Vrij naar het Engelsch van John Abbott.
Napoleon beminde met bijna vaderlijke liefde zijn nog jeugdigen kleinzoon, den Groothertog van Berg en Kleef, oudsten zoon van hortense beauharnais en van zijn broeder lodewijk. Dit knaapje was hoogst lieftallig, en gaf reeds, hoe jong nog, blijken van die geestkracht en stoutmoedige geaardheid, welke den Keizer steeds zoo welgevallig waren. Het is meer dan waarschijnlijk, dat napoleon dezen jeugdigen Prins tot zijn opvolger bestemd had; in Frankrijk en ook in Holland hield men zich daarvan overtuigd, en josephine voelde zich gelukkig door die streelende gedachte, welke een lenigenden balsem legde op de smart, die haar de kinderloosheid harer echtverbindtenis met napoleon berokkende.
In het vroege voorjaar van 1807 tastte een hevige aanval van kroep dezen Prins, voor wien eene zoo groote bestemming scheen weggelegd, aan, en binnen weinige uren bezweek hij onder die vreeselijke ziekte. Deze slag was even verpletterend voor de ouders als voor josephine. Bij de diepe smart wegens het onverwachte verlies van haar aanvalligen, eersten kleinzoon voegde zich nog de onuitsprekelijke bekommering, welke toch wel voor haar de gevolgen zouden wezen eener gebeurtenis, wier hoog staatkundig gewigt zij zich niet ontveinsde. Zij wist dat napoleon haar innig liefhad, doch zij kende tevens zijne onbegrensde eerzucht, en was overtuigd, dat hij zijne teederste gewaarwordingen zou kunnen opofferen, wanneer dit dienstig kon zijn ter bevestiging van zijne magt, en ter bevordering van zijne heerschzuchtige bedoelingen. Dagen aaneen verliet zij hare bijzondere vertrekken niet, onttrok zich aan aller oogen, en gaf zich aan eene aan wanhoop grenzende smart over.
| |
| |
Napoleon ontving de treurige tijding van het overlijden zijns geliefden kleinzoons, toen de veldtogt tegen Pruissen hem naar Duitschland had geroepen. Op bijna wonderdadige wijze, met verbazende snelheid had hij over zijne vijanden gezegevierd; geheel Pruissen was in de magt van den onwederstaanbaren held. Zijn aanzien, invloed en magt waren grooter dan de meest buitensporige voorstellingen eener opgewonden verbeelding hem ooit hadden durven voorspiegelen. Het scheen bijna eene dwaze roekeloosheid zich tegen zijn uitgedrukten wil te verzetten. Napoleon was de schepper geworden van nieuwe koningrijken, en de fierste, magtigste vorsten van Europa voelden zich als genoopt, naar zijne bevelen te luisteren. In het volle genot van al dien roem, te midden zijner schitterende overwinningen, werd de magtige veroveraar door die treurige tijding uit zijne zoete droomen opgewekt. Doch ook nu verliet hem zijne zelfbeheersching niet. Hij zette zich zonder een woord te spreken neder, verborg zijn gelaat in beide handen, en scheen gedurende eene lange poos in de ernstigste en smartelijkste overpeinzingen verdiept. Een paar malen hoorde men hem op somberen, klagenden toon deze woorden bij zich zelven fluisteren: aan wien zal ik nu dit alles nalaten? - In zijn binnenste greep eene vreeselijke worsteling plaats tusschen zijne opregte en innige liefde voor josephine, en zijne onbegrensde zucht om eene nieuwe dynastie te stichten, en zijn naam in de beheerschers van een magtig en onmetelijk rijk te doen voortleven. Zijne gelaatstrekken, zijne onrustige blikken verrieden de hevige spanning waarin hij verkeerde, eene spanning welke hem eetlust en slaap roofde. Doch de ijzeren wil van napoleon deed hem onwankelbaar bij zijn genomen besluit volharden. Met eene geestkracht en karaktersterkte, waarvan de geschiedenis geen tweede voorbeeld oplevert, had hij zich den weg, dien hij meende te moeten
inslaan, voorgeschreven. Om het groote doel dat hij beoogde te bereiken, was hij bereid alles op te offeren, zijne teederste gewaarwordingen, zijn huwelijksgeluk, zijn gevoel van erkentelijkheid en regt; hij was in staat daarvoor de naauwste en stevigste banden van liefde en innige verkleefdheid met eigen handen los te rukken en te verbreken.
Josephine kende napoleon; zij was ten volle bewust, dat eer- en staatszucht meer op hem vermogten, dan elke andere
| |
| |
hartstogt. Met een door het zorgwekkendste voorgevoel beklemd hart beweende zij den dood van haar geliefd kleinkind, en sidderend van angstige onzekerheid wachtte zij de terugkomst van haren keizerlijken gemaal af. De dagbladen verspreidden geruchten van geheimzinnige beteekenis en raadselachtigen inhoud, waarin gezinspeeld werd op de mogelijkheid en noodwendigheid eener voorgenomen echtscheiding, en van het wenschelijke eener verbindtenis van napoleon met eene Prinses uit een der Europesche hoven.
In October 1809 kwam napoleon van Weenen, waar hij frans I tot een nadeeligen vrede gedwongen had, te Parijs terug. Zijne ontmoeting met josephine kenmerkte zich, ook van napoleons zijde, door de grootste hartelijkheid; doch weldra bespeurde de Keizerin dat een zware last op zijn gemoed drukte, en dat zijne gedachten geheel werden bezig gehouden door een gewigtig onderwerp, misschien wel dat gevreesde en beslissende vraagstuk. Hij was in zich zelven gekeerd, neêrslagtig en scheen geslingerd te worden tusschen hetgeen zijn belang en zijn pligt van hem eischten; telkens hield hij met enkelen zijner ministers geheime en langdurige beraadslagingen. Eene zekere gedwongenheid maakte zich weldra van de keizerlijke hofhouding meester. Napoleon zelf waagde naauwelijks de oogen op zijne beminde josephine te slaan, alsof hij vreesde dat alleen het gezigt van haar, die hij, in weerwil van het wreede vonnis dat hij over haar zou uitspreken, toch zoo innig beminde, nog te veel magt op hem had om het te durven trotseren.
Ook josephine verkeerde in een toestand van koortsachtige onzekerheid en bekommering; en toch was zij genoodzaakt om den schijn eener rustige kalmte en ongedwongenheid voor te wenden. Tot nog toe waren het alleen onheilspellende voorteekens van het vonnis dat haar wachtte, welke haar beangstigden. Met knellende bezorgdheid sloeg zij elken oogopslag des Keizers gade, luisterende met oplettende onrust naar elk zijner woorden, en gaf naauwkeurig acht op den toon zijner stem. Iederen dag werd hare vrees door nieuwe verontrustende voorteekens grooter en sterker. De Keizer werd meer terughoudend, zocht het gezelschap van josephine telkens minder, en deed zelfs zijn bijzonderen toegang tot hare vertrekken sluiten. Sedert dien tijd trad hij slechts zelden hare kamer binnen, en
| |
| |
deed zulks nooit dan na eerst te hebben aangeklopt. Tot nu toe was er tusschen hem en josephine geen enkel woord over dat ernstige onderwerp gewisseld. Telkens echter wanneer zij het geluid zijner naderende voetstappen vernam, greep haar een namelooze angst aan, dat hij kwam om haar de verschrikkelijke tijding van de noodzakelijkheid eener op handen zijnde scheiding te brengen. Hare aandoeningen waren dan zoo hevig, dat zij naauwelijks in staat was om met waggelende schreden hem te gemoet te gaan, en dat zij aan wand of huisraad een steun moest zoeken.
Zoo gingen de maanden October en November voorbij; en ofschoon de Keizer met zijne ministers de zaak, die zijne geheele ziel vervulde, behandelde, voelde hij echter geen moeds genoeg om nu reeds aan josephine een enkel woord daarover te uiten. De klaarste en duidelijkste bewijzen zijn voorhanden, dat hij met onbeschrijfelijke smart en aandoening de voor zijne staatkundige bedoelingen noodzakelijke scheiding te gemoet zag; doch die hevige inwendige worstelstrijd kon zijn ijzeren wil niet buigen, noch hem in zijn eenmaal genomen besluit doen wankelen. - Zijn roem was nu zoo hoog gestegen, de grootte en uitgestrektheid zijner magt was nu zoodanig, dat er bijna geen vorstelijk huis in Europa was, 't welk het niet als eene eer zou hebben aangemerkt, wanneer hij zijne bruid daaruit had willen kiezen. Aanvankelijk was napoleon van plan om zijne keus te vestigen op eene Prinses uit het huis van bourbon, om zoodoende de belangen der pas gevestigde dynastie met die van de wettige erfgenamen der kroon van Frankrijk te vereenigen. Eene koningsdochter van Saksen kwam later in aanmerking. Hoogst gewigtige overwegingen maakten eene huwelijksverbindtenis met eene der Grootvorstinnen van het ontzagwekkende Russische rijk wenschelijk, en dat hof werd gepolsd omtrent een huwelijk van napoleon met eene zuster van Keizer alexander. Eindelijk werd er besloten, dat de hand van marie louise, dochter van den Keizer van Oostenrijk, voor napoleon zou worden gevraagd.
Daar brak de morgen van den laatsten November 1809 aan, de dag waarop josephine de zoo lang gevreesde tijding uit den mond van haren gemaal zelven zou vernemen. De Keizer en de Keizerin zouden dien dag te zamen, en geheel alleen,
| |
| |
het middagmaal gebruiken. Het schijnt dat josephine bewust was, dat haar vonnis geveld was, ten minste zij vermoedde, dat de vreeselijke beslissing naderde; want dien geheelen dag had zij haar bijzonder vertrek nog niet verlaten, en dáár aan hare wanhopige smart den vrijen teugel gelaten. Toen het uur van het middagmaal naderde trachtte zij door koudwaterwasschingen de duidelijke blijken harer vreeselijke zielesmart, zigtbaar in hare rood geweende oogen, eenigzins te doen verdwijnen, en zij deed zich geweld aan om kalm te schijnen. Beiden zetten zich stilzwijgend aan tafel. Napoleon brak dat stilzwijgen niet af, en de innig geschokte josephine had noch den moed, noch de kracht om één enkel woord te uiten. Ook gebruikte geen van beiden iets van de verschillende geregten, die na elkander werden opgedragen; onaangeroerd werden zij weder weggenomen. Eene doodelijke bleekheid verried bij beiden de vreeselijke spanning waarin zij verkeerden. Napoleon sloeg, in sombere en diepe gedachten verzonken, aanhoudend en onwillekeurig met zijn mes tegen zijn glas. Waarschijnlijk was niemand ooit getuige van droeviger en treuriger maaltijd. De bedienden, door die onheilspellende stemming getroffen, vervulden hunne pligten met eene schroomvalligheid als waren zij in de kamer eens afgestorvenen. Eindelijk was de maaltijd afgeloopen, de bedienden hadden zich verwijderd; toen stond napoleon op, en sloot met eigen hand de deur der eetzaal; hij was nu met josephine alleen. Er volgde een oogenblik van volslagen, angstwekkende stilte, waarop de Keizer doodsbleek, en met eene zenuwachtige trilling in ieder zijner gelaatstrekken josephine naderde. Hij nam hare hand; legde die op zijn hart, en zeide met eene afgebroken, stamelende stem: ‘Josephine! mijne geliefde josephine! gij
weet hoe vurig ik u heb bemind. Aan u alleen ben ik de weinige zalige oogenblikken mijns levens verschuldigd. Mijne bestemming heeft echter meer magt dan mijn wil; mijne dierbaarste, teederste gevoelens moeten onderdoen voor hetgeen de belangen van Frankrijk dringend eischen.’
Plotseling duizelde alles voor de oogen van josephine; haar bloed stroomde met geweld naar het hart terug, en zij stortte bewusteloos op den grond neder. Napoleon, vol ontroering en ontsteltenis, haastte zich de deur der eetzaal te openen, en om hulp te roepen. Hofbedienden en hovelingen snelden uit
| |
| |
de aangrenzende zalen tot bijstand toe. Napoleon sprak geen woord, nam een waslicht van den schoorsteenmantel, en doodsbleek, over zijn geheele ligchaam sidderend, beval hij den Graaf de beaumont de Keizerin op te nemen. Deze was nog altijd magteloos en zonder bewustzijn, en toch hoorde men haar op den toon der hevigste zielesmart de volgende, afgebroken woorden stamelen: ‘Neen, neen! dat - zult - gij - niet - doen! Gij - zoudt - mij - dooden.’ - De Keizer ging met het licht vooruit, door een vrij duisteren gang, die naar den trap der vertrekken van de Keizerin geleidde. De ongerustheid van napoleon nam hoe langer zoo meer toe; hij uitte eenige weinig zamenhangende woorden van een hevig zenuwtoeval, een aanval van beroerte, enz. Toen hij zag, dat de Graaf de beaumont zonder hulp de magtelooze Keizerin onmogelijk naar boven zou kunnen dragen, gaf hij het waslicht aan een der bedienden over, en zelf de Keizerin mede ondersteunende, bereikte hij eindelijk, met de beaumont en hun gezamenlijken last, de deur van de slaapkamer der Keizerin. Napoleon deed hierop de kamerjuffers van josephine roepen; op een teeken des Keizers verwijderden zich alle aanwezigen, en hij leide haar toen op het vorstelijke ledekant neder, boog zich over haar heen met de uitdrukking der teederste liefde en der innigste bezorgdheid, totdat zij weder eenige teekenen van leven begon te geven; doch op het oogenblik dat er genoegzame hulp aanwezig was, en dat haar bewustzijn scheen terug te keeren, verliet hij de kamer. Het was echter niet om rust te vinden; napoleon ging dien nacht zelfs niet naar bed; hij wandelde tot het aanbreken van den morgen zijne kamer op en neder. De keizerlijke geneesheer corvisart bragt den geheelen nacht aan de legerstede van josephine door. Telkens kwam
napoleon, in onlijdelijke ongerustheid, aan de deur van josephine's kamer naar haren toestand vragen. Toen deze weder tot haar zelve kwam, sloeg zij hare verbaasde blikken op corvisart, die naast haar ledekant zat, en bemerkte daarop hare dochter hortense, die bitter weende. ‘Neen!’ zeide zij later, ‘ik kan het verschrikkelijke en ijselijke van mijn toestand in dezen nacht niet beschrijven! Zelfs de levendige en hartelijke belangstelling des Keizers in mijn zielelijden scheen mij eene marteling te meer.
| |
| |
Ik had wel reden, om vrees en angst te gevoelen toen hij mij de keizerlijke kroon op het hoofd zette.’
Veertien dagen gingen voorbij, in welke napoleon en josephine elkander slechts zelden zagen. Gedurende dezen tijd werd de jaardag van napoleons krooning en van zijne overwinning bij Austerlitz plegtig gevierd. Geheel Frankrijk, vooral Parijs, weergalmde van al de vreugdebedrijven; het vrolijk gelui der klokken deed zich overal hooren, en eene algemeene, schitterende verlichting der hoofdstad toonde duidelijk de deelneming der bevolking. Josephine was verpligt om bij alle feestelijke plegtigheden tegenwoordig te zijn. Zij was overtuigd dat de gekroonde hoofden en vorstelijke personen, toen in Parijs aanwezig, hare op handen zijnde ongenade vermoedden, zoo niet kenden. Al die vreugdeklanken, al die bewijzen van feestelijke opgewektheid klonken haar in de ooren als het sombere gebom eener doodsklok, die haar eindvonnis, hare onherroepelijke veroordeeling aan de millioenen van feestvierenden verkondigde. Ofschoon een oplettend beschouwer in hare, door onophoudelijk tranenstorten gezwollen oogen, in de doodelijke bleekheid harer wangen, in hare matte blikken de blijken zou hebben bespeurd van het geheime leed, dat haar ondermijnde, verliet echter in het openbaar de lieftalligheid en aanminnigheid, die al hare bewegingen onderscheidden, haar geen oogenblik. Hortense, even kwijnende, evenzeer onder nameloos lijden gebukt als josephine, doch zich zelve minder meester, verzelde de Keizerin bij elke openbare plegtigheid.
Eindelijk brak de noodlottige dag aan, die bestemd was voor de voltrekking der echtscheiding; het was de 15de December 1809. Napoleon had alle koningen, prinsen en prinsessen der keizerlijke familie, benevens de voornaamste officieren en waardigheiddragers van het rijk in de groote zaal der Tuileriën doen bijeenkomen. In die talrijke vergadering was niet één, die niet doordrongen was van den hoogen ernst en het somber treffende der op handen zijnde plegtigheid. Napoleon nam aldus het woord: ‘De staatsbelangen mijner monarchie, de wenschen van mijn volk, die steeds mijne handelingen hebben geleid, maken het noodzakelijk, dat ik aan een erfgenaam, die ook mijne liefde voor Frankrijk erven moge, den troon nalaat, waarop de Voorzienigheid mij heeft geplaatst.
| |
| |
Sedert jaren heb ik de hoop opgegeven, dat mijne vurig beminde gade, de Keizerin josephine, mij een afstammeling zou schenken. Deze overweging dwingt mij de teederste gewaarwordingen mijns harten op te offeren, alleen het welzijn mijner onderdanen te raadplegen, en de begeerte te uiten, dat ons huwelijk worde ontbonden. Daar ik mijn veertigste levensjaar pas ben ingetreden, mag ik de billijke hoop koesteren, nog lang genoeg te zullen leven om de kinderen, met welke de goddelijke Voorzienigheid mij zal willen zegenen, op te voeden in den geest mijner eigene denkwijze en regeringsbeginselen. God alleen weet, hoeveel dit besluit mij heeft gekost, welk een strijd ik in mijn binnenste heb gestreden; doch geen offer is mij te groot, wanneer ik, door het te brengen, de belangen van Frankrijk kan bevorderen. Ver van eenige reden tot ontevredenheid of klagen te hebben, voel ik mij gedrongen te erkennen, dat ik niet dan met den hoogsten lof kan spreken van de teedere en innige gehechtheid mijner gade aan mijne persoon. Zij heeft gedurende vijftien jaren mijn leven opgeluisterd, en mij al dien tijd een ongekend geluk doen smaken; de herinnering daaraan blijft voor eeuwig in mijn hart gegrift. Door mijne hand werd zij gekroond, daarom zal zij den keizerlijken rang en titel blijven behouden. Moge zij nimmer aan mijne gevoelens omtrent haar twijfelen, maar mij steeds als haren besten, dierbaarsten vriend blijven beschouwen; - dit is hetgeen ik boven alles vurig wensch en smeek.’
Josephine antwoordde hierop, met eene door geweldige aandoening bijna gesmoorde stem, terwijl heete tranen haar langs de wangen biggelden: ‘Ik billijk al de gevoelens des Keizers, en stem toe in de ontbinding van ons huwelijk, 't welk voortaan een hinderpaal zou wezen voor het geluk en het welzijn van Frankrijk, dat verstoken zou blijven van het voorregt eenmaal bestuurd te worden door de afstammelingen van dien verheven man, die kennelijk door de Voorzienigheid geroepen werd om de rampen eener verschrikkelijke en bloedige omwenteling uit te wisschen, en de godsdienst, het aanzien des troons en de maatschappelijke orde te herstellen. Zijn voorgenomen huwelijk zal echter in geenen deele de gevoelens mijns harten kunnen wijzigen. De Keizer zal mij steeds als zijne opregtste vriendin kunnen beschouwen. Ik weet hoeveel dit besluit, door de staatkunde en de hoogste belangen van Frankrijk
| |
| |
gevorderd, aan zijn hart heeft gekost; doch wij beiden roemen in de offers, die wij in staat zijn aan het welzijn van ons land te brengen, en ik verhef er mij op, de kracht te bezitten tot het geven van het grootste blijk van gehechtheid, liefde en zelfverloochening, dat ooit op aarde geleverd werd.’
Deze waren de woorden die josephine in het openbaar uitsprak; in de eenzaamheid van hare vertrekken echter gaf zij zich aan de volheid harer smart zoo zeer over, dat zij door het aanhoudende weenen met blindheid bedreigd werd.
Den volgenden dag kwam diezelfde vergadering op nieuw in de groote zaal bijeen, om getuige te zijn van de wettelijke echtscheiding. De Keizer trad, toen allen bijeen waren, de zaal binnen, gekleed in zijn indrukwekkend en prachtig statiegewaad, doch doodsbleek en met gelaatstrekken waarop innig leedgevoel en matheid, doch tevens onwrikbare zelfbeheersching te lezen stonden. Het geluid zijner langzame doch vaste schreden stoorde alleen de volslagen stilte, die in deze talrijke vergadering heerschte. Op eenigen afstand van den keizerlijken zetel, en van allen verwijderd, bleef napoleon staan, leunde tegen eene kolom, sloeg zijne armen op de borst over elkander, en verzonk in diep en somber gepeins; hij was spraak- en bewegingloos als een standbeeld. In het midden der zaal zag men eene ronde tafel, waarop een gouden inktkoker stond met de overige schrijfbenoodigdheden; een armstoel was bij die tafel geplaatst. Nooit sloeg eene bijeengevloeide volksmenigte met meer spanning, schrik en ontzetting de blikken op het schavot, de moordbijl of de guillotine, dan de bijeengeroepen koningen, prinsen en prinsessen, hovelingen en hofdames deze werktuigen van een nog betreurenswaardiger en hartverscheurender vonnis aanschouwden.
Eindelijk werd de doodsche stilte afgebroken door het geluid eener opengaande deur, en de nadering van josephine. Eene lijkkleur bedekte haar gelaat, en eene uit wanhoop geboren onderworpenheid scheen haar eene tijdelijke kalmte te geven. Zij leunde op den arm van hortense, die, niet met dezelfde zielskracht als hare moeder bedeeld, geheel buiten magte was om de hevigheid harer aandoeningen te bedwingen; haar zoon eugène ging aan de andere zijde naast haar. De teêrgevoelige hortense barstte, bij het binnenkomen, in tranen uit, en kon gedurende het geheele droevige tooneel haar stuipachtige
| |
| |
snikken niet meester worden. De vergadering gaf bij het binnentreden van josephine de ondubbelzinnigste blijken van eerbiedige deelneming; allen waren tot tranen toe bewogen. Met die bevallige waardigheid, welke in alle omstandigheden elke harer bewegingen kenmerkte, trad zij zwijgend naar den voor haar bestemden zetel. Zij nam plaats, en, het hoofd met de hand ondersteunende, luisterde zij met stille onderwerping naar het voorlezen der scheidings-acte. De plegtige stilte, die in de zaal heerschte, werd alleen afgebroken door het zenuwachtige snikken van hortense, en door de ernstige en afgemeten toonen der stem van hem, die diep getroffen de acte voorlas.
Toen dit geschied was, scheen het dat josephine al hare krachten verzamelde; zij drukte haren zakdoek krampachtig aan hare roodgeweende oogen, en toen, statig oprijzende, sprak zij met eene duidelijke en welluidende, hoewel eenigzins bevende stem den eed uit, dat zij in die scheiding bewilligde. Daarop ging zij weder zitten, nam eene pen, en onderteekende de acte; eene daad waardoor zij de teederste banden haars harten voor altijd verbrak, en hare zoetste hoop en streelendste wenschen voor immer vernietigde. Daarna stond zij op, en verliet met vorstelijke waardigheid, schijnbaar kalm en gelaten, de vergadering, gevolgd door de bijna bewustelooze hortense, en den ernstigen, zich zelven beheerschenden eugène.
Nog was echter josephine's verschrikkelijke strijd niet volstreden. In hare vertrekken teruggekeerd, werd zij bijna ijlhoofdig van smart en hartzeer bij de gedachte, dat zij nog een laatst afscheid moest nemen van hem, dien zij zoo innig beminde, en nog tot even te voren haren echtgenoot had mogen heeten. Zij wachtte daar, in sprakelooze droefheid, het oogenblik af, waarop napoleon gewoon was zich ter rust te begeven. Deze was juist, in hevige spanning, zijn slaapvertrek binnengetreden, en zijn kamerdienaar was gereed om zich te verwijderen, toen de bijzondere deur van zijn vertrek zacht geopend werd, en josephine sidderend binnenkwam. Hare oogen waren rood en gezwollen, achteloos golfden hare lokken haar om de schouders, en zij vertoonde in haar geheelen persoon het beeld der onuitsprekelijkste smart. Waggelend trad zij tot in het midden der kamer; toen bleef zij op eenigen afstand van napoleon besluiteloos staan, verborg haar gelaat in beide
| |
| |
handen, en barstte in een vloed van tranen uit. Het scheen, alsof een gevoel van welvoegelijkheid voor een oogenblik haar belette verder te gaan, alsof de overtuiging bij haar levendig werd, dat zij geen regt meer had om die kamer te betreden; doch in het daarop volgende oogenblik was zij niet langer in staat zich zelve geweld aan te doen, hare sinds zoo lang in haar binnenste besloten en verborgen liefde voor napoleon te beteugelen. In de volheid van hare zielesmart alles vergetende, snelde zij op napoleon toe, sloot hem in hare sidderende armen, en snikte luid en op hartverscheurenden toon de woorden uit: ‘Mijn echtgenoot! mijn echtgenoot!’ - De onbegrijpelijke, ijzersterke zelfbeheersching van napoleon was door deze onbedwingbare ontboezeming van josephine geheel te niet gedaan, en ook hij barstte in tranen en snikken uit. Hij bezwoer josephine zijne liefde, zijne vurige, eeuwigdurende liefde, en stelde al het mogelijke in het werk om haar te vertroosten, en hare onbeschrijfelijke smart te lenigen; beide rampzalige echtgenooten klemden elkander een tijd lang in de armen. Napoleon gaf den kamerdienaar zijn afscheid, en gedurende ruim een uur bleven de pas gescheiden echtelingen in hun laatste, bijzondere onderhoud vereenigd. Daarna verliet josephine onder den druk eener smart, als welligt nooit op aarde werd ondervonden, voor altijd den man, dien zij zoo lang, zoo innig en zoo trouw bemind had en nog beminde.
Nadat de Keizerin, met de wanhoop in het hart, zich in hare kamer van onnatuurlijke weduwschap had teruggetrokken, kwam, op een teeken van napoleon, de kamerdienaar diens slaapvertrek binnen, om de lichten weg te nemen. De Keizer had zich onder de dekens als begraven, en sprak geen woord; de waskaarsen werden weggenomen, en de ongelukkige Monarch bleef alleen, in het duister en de stilte van den nacht aan de ijselijkheid zijner verwijtende gedachten overgelaten. Den volgenden morgen bewezen de doodelijke bleekheid van zijn gelaat, de matte blikken, en de lichtschuwe, wilde opslag zijner oogen, dat de Keizer een door gewetenskwellingen slapeloozen nacht had doorgeworsteld.
Hoe groot het onregt en het leed ook waren, die napoleon aan de edele, waarlijk verhevene josephine door deze nieuwe misdaad zijner grenzenlooze eerzucht toevoegde en deed verduren, men zal moeten erkennen, dat iets krachtigs, iets
| |
| |
ongewoons deze laakbare daad kenmerkt; dat zij het sterkste bewijs oplevert van den ijzeren wil en de onwrikbare onverzettelijkheid van napoleon, die alleen door zijne eigen heerschzuchtige bedoelingen beheerscht werd.
|
|