De heer w. hoogvliet, die, in den laatsten tijd, het een en ander op het gebied van het Strafregt publiceerde, geeft nu weder in eene brochure zijne Opmerkingen aangaande den werkkring van den Commissaris van Politie, over Hazardspel en Loterijen, over beleedigende en nachtelijke geruchten, over de verpligtingen van Logementhouders, en over poging tot opligting. (Amsterdam, h.w. weytingh. 1859.) Het boekje geeft eene niet onbelangrijke lectuur voor hen, die in het Strafregt belangstellen. Wij zouden echter niet gaarne de laatste opmerking onderschrijven, en gelooven, ook na de lectuur van het boekje, dat opligterij juist bestaat in de afgifte van het goed aan den delinquent, en dat poging daartoe, dus poging zoude zijn bij een misdrijf, dat juist alleen misdrijf is, als het pogen tot uitvoering komt.
De heer h.w. weytingh gaf de Nieuwe Successiewet uit, eene zeer bruikbare uitgave, die velen welkom zal zijn. De aanteekeningen, daarbij gevoegd, zijn van weinig waarde. Men koope het boekje dus alleen om eene gemakkelijke editie der Wet zelve te hebben. (Amst. 1859. kl. 8vo. 52 bl.)
De heer e.h. ramaer gaf bij g.w.v.d. wiel te Arnhem (1859. 8vo. 59 bl. f 1 -:) een werkje uit, dat ten titel voert: Op den Staat rust de staatsregterlijke en zedelijke verpligting, te zorgen voor Pensioen aan Weduwen en Weezen van Burgerlijke Ambtenaren. De auteur haalt die stelling al zeer hoog op en begint bij het huwelijk in het algemeen, om met eene aanhaling uit den dichter smits te besluiten. In abstracto zouden wij meenen, dat de staat de diensten der Ambtenaren goed, zeer goed betalen moet, doch dan ook meer dienst en arbeid kan vergen, dan nu wel eens op de bureaux te vinden zijn, en dat als dit geschiedt, geen zedelijk of stellig regt bestaat om pensioen te eischen. Men betaalt de diensten en daarmede is het uit. Alleen als voor het pensioen een gedeelte wordt ingehouden, is er natuurlijk een regt op die uitkeering. De curieuse bijdrage tot het jus constituendum is dus o.i. van niet veel gewigt. Gaarne erkennen wij echter, dat hoewel er geen regt bestaat, toch de wensch billijk is, dat er pensioen worde gegeven, en als de heer ramaer zijn begeeren voldaan ziet en de schatkist het lijden kan, zal het ook ons zeer aangenaam zijn, hoewel wij geene morele verpligting of stellig regt daarvoor weten te verdedigen.