Onwillekeurig krijgt men de Schrijfster lief, die zoo aardig en boeijend weet te vertellen en op zoo ongezochte wijze voor hooge en heilige indrukken het kinderhart weet te openen, of gelijk ik het ergens geestig vond uitgedrukt: ‘duwtjes aan de ziel’ te geven. - Het moeten toch al regte klei-zielen wezen, die b.v. van een verhaaltje als dat van de kleine aimée (bl. 77) niets vatten of er niets bij gevoelen.
Zoo ik eene aanmerking mogt maken, die betreft niet zoozeer den geest waardoor het boekje zich kenmerkt, die bij al het zéér gemoedelijke toch gezond en practisch is, als wel een speciëel punt: de armen. Hieromtrent toch ware eenig meerder realisme hoogst wenschelijk geweest. De voorstelling er van is onjuist en slechts geschikt om dwaze illusiën bij de jeugd aan te kweeken, of de bestaande nog te voeden en te versterken. Zulke wezens uit de fabelenwereld als b.v. de blinde polly en haar vader, moesten niet telkens weder in kinderboekjes worden opgewarmd, - de ware liefdadigheid lijdt er schade bij, en het gevoel wordt er noodeloos door overspannen en geprikkeld.
Met aandoening lazen wij, dat de vrouw die dit verhaaltje in onze moedertaal heeft overgebragt, niet meer onder de levenden behoort. Moge haar laatste arbeid, dien zij blijkbaar met zorg en liefde heeft ten einde gebragt, een gunstig onthaal vinden, en de vrucht dragen, die zij er zich gewis van heeft beloofd. Als een welkom en nuttig geschenk voor de jeugd bevelen wij het gaarne aan.
De uitvoering van het boekje laat niets te wenschen over - zij is keurig net en lief, smaakvol en (wat in een werkje voor de jeugd toch ook niet geheel zonder belang is) daardoor ook den smaak bevorderend. Het boekje stichte zegen.
p.b.