Jaarboeken voor Wetenschappelijke Theologie, 1858, II, 2, bl. 297). Daar leest gij de volgende woorden: ‘Wanneer napoleon roussel een Duitscher geweest was, en zijn gulden boekske: “Comment il ne faut pas prêcher” ten behoeve onzer Germaansche stamverwanten geschreven had, wij zijn overtuigd, dat hij gansch verschillende typen geteekend, en licht en schaduw geheel anders verdeeld hebben zou, dan thans het geval is geweest.’ Ref. zegt en 't komt op 't zelfde neêr: ‘'t is een gulden boekske, maar een Fransch boekske.’ Fransch en dus geestig, tintelende van vernuft, doch ook valsch vernuft. Reeds de eerste woorden der inleiding vallen daardoor in 't water. Zouden wij, zooals daar beweerd wordt, dit boekske ongelezen laten, indien het niet aanvallenderwijze te werk ging? Was daarom de titel beter dan deze: Raadgevingen over de prediking? De opdragt van den schrijver aan zich zelven is aardig gevonden. De typen zijn scherp geteekend, maar behooren voor 't grootste deel op den Franschen kansel t'huis. Wèl zijn er ook onder ons eusebiussen, die er zich niet over bekommeren om overtuigd te worden, maar om te overtuigen; wèl ook pamphilussen, die week uit week in al improviserende a b c zeggen, terwijl zij op de zesderlei wijzen deze letters schikken; wèl kunnen ook trekken van de overige beelden bij ons worden weêrgevonden; maar de Hollandsche preekmethode lijdt toch aan andere gebreken, of die weêr geheel anders gewijzigd zijn, zoodat het maar al te gemakkelijk is het gelaat van den spiegel af te wenden, vergetende wie men is, en niet toepassende de algemeene les, dat de prediker veel te veel zich en om zich zelven preekt. In de beschouwing van jezus christus, als voorbeeld voor den prediker, is wel veel waars en behartigingswaardigs, maar
ook hier, gelijk meermalen wanneer de Heer als voorbeeld beschouwd wordt voor den kanselredenaar, is te weinig aan het groote verschil van de tijden waarin, de gelegenheden waarbij en de personen tot wie gesproken wordt, ja ook door wie gesproken wordt, gedacht.
Intusschen zal geen predikant het werkje zonder nut lezen; maar wie het lezen willen verstaan toch het Fransch wel en hebben geene behoefte aan eene vertaling, die, gelijk ook deze, altijd ongelukkig moest uitvallen, omdat het onmogelijk is het vlugge Fransch in ons deftig Hollandsch naar behooren weêr te geven.