wij dat dit niet zoo was, dat wij niet alleen eene meer uitvoerige statistiek dan die van de rijks-opgave in de bijdragen ontvangen, maar vooral ook eene meer beredeneerde statistiek, die van de cijfers een pragmatisch gebruik maakt.
Of het leveren dezer Bijdragen aan bevoegde handen is toevertrouwd? Lees slechts in de Voorrede, hoe de commissie en hare secties zijn zamengesteld, en gij zult u er van overtuigd houden, lezer! dat men een uitmuntenden arbeid van eene vereeniging van zulke mannen mag verwachten, en het zal u niet verwonderen, dat zij bijdragen hebben geproduceerd, welke door Prof. vissering (Gids, Maart 1859) een model genoemd zijn van naauwkeurig onderzoek en goede bewerking. De inhoudsopgave van deze beide stukken zal ook voldoende zijn, om het vertrouwen op het voortreffelijke van dezen statistischen arbeid te wekken. Wij laten ze hier volgen. Mr. h.o. feith en Dr. g. acker stratingh leverden de Aardrijks- en Geschiedkundige schets van den toestand der provincie G.; g.a. venema, Bijdragen tot de kennis van de aardrijkskundige gesteldheid der provincie G.; h.a. wijnne behandelt de Huishoudelijke toestand der arbeidende klassen in de prov. G.; dezelfde en g.j. weyland geven eene Bijdrage tot de kennis van de instellingen ter voorkoming van schade in de provincie G.; c. brunings en g.a. venema, Bijdragen tot de hydrographie van de prov. G. De statistiek van de ambachtsen fabrijksnijverheid in de prov. G. in 1856 vergeleken met 1819 wordt behandeld door u.g. schilthuis, j.z., terwijl eindelijk Dr. s.e. stratingh zijne krachten gewijd heeft aan eene Bijdrage tot de statistiek der sterfte in de stad Groningen. Wanneer men deze laatste bijdrage vergelijkt met de opgaven in de Rijks-statistiek, zou men bij oppervlakkige beschouwing een aanmerkelijk verschil meenen te bespeuren in de cijfers; als men de zaak wat nader onderzoekt, zal men
bevinden dat dit verschil alleen in schijn bestaat, en hieruit te verklaren is, dat de Rijks-statistiek slechts over 12 jaren loopt en deze bijdrage zich uitstrekt van 1827-1856.
Wij bevelen de uitgave dezer Bijdragen ten zeerste aan, en zien met verlangen de verschijning van volgende stukken te gemoet, terwijl wij de commissie van harte toewenschen, dat zij de groote taak welke zij op zich genomen heeft, in haar geheel moge ten uitvoer brengen op even degelijke wijze, als waarvan zij voorbeelden in deze Bijdragen geleverd heeft.