eindelijk door een krankzinnigengesticht, waar zij nu treurt over haar schoon verleden. 't Is voorwaar somber genoeg; dat is, de somberheid wordt van buiten aangebragt, met akelige woorden, uitroepingen, klagten, afgebroken regels en vooral ook door stippen. De vreesselijke ernst van dit levensdrama treedt nergens op den voorgrond: daartoe ware het noodig geweest ons inderdaad een blik te doen werpen in het hart van rudolf en maria, en niet alleen op hunne omnevelde aangezigten. Gekunsteldheid en onnatuurlijkheid heerschen overal: zulk eene wereld- en levensbeschouwing is blijkbaar den jeugdigen dichter vreemd; de schildering van eene figuur als maria zou moeten zijn om belang in te boezemen, buiten zijne sfeer en - voor alsnog althans - boven zijne magt. Maar, indien het ons vergund ware om hem een raad te geven, het zou zijn, om zijne krachten en gaven niet te verspillen aan de behandeling van dergelijke onderwerpen, die gemakkelijk schijnen en inderdaad eene geoefende meesterhand en een niet minder geoefenden en scherpen blik vorderen, willen zij niet in onbeteekenend en alledaagsch gerijmel ondergaan. Hij late vooreerst de krankzinnige maria's, de ontrouwe rudolf's en al dergelijke figuren - hoeveel billijk medelijden en even billijke verontwaardiging zij hem ook inboezemen - stil rusten, en geve ons de ongekunstelde en natuurlijke uitingen van zijne eigene frissche, gezonde levensbeschouwing, van zijn eigen jong, dichterlijk gemoed; wij zullen er hem dankbaarder voor zijn dan voor deze proeve van would-be gevoelspoëzie.
En nu de vorm, de taal? Dat ook deze maar al te dikwijls dien stempel van eenvoudigheid en waarheid mist, die zich zoo voortreffelijk ook met de meest dichterlijke voorstelling verdraagt, spreekt, na het boven opgemerkte, van zelf. Er is te veel opwinding, te veel jagt maken op verrassende wendingen, op effect en schittering; er is een spel met woorden, dat niets beteekent en de ledigheid der gedachte noode verbergt. En dan daalt op eens de toon tot haast beneden het meest gewone. Wat toch is het, wanneer een meisje - en dan nog wel de etherische maria - wordt betiteld, als: ‘'t Doeleind eens verliefden helds’; wanneer rudolf bij den lezer wordt ingeleid met de opmerking ‘'t was een fiksche jongen’; wanneer wordt medegedeeld dat de gelieven arm in