boudin zou moeten blijken. Hoewel nu de hier te vinden opgaven niet geschikt zijn om tegenover die van boudin gesteld te worden, daar bepaalde cijfers geheel en al ontbreken, verdient de Schrijver echter allezins bij ons gehoord te worden om de belangrijkheid van de zaak der colonisatie, die zich aan zijn stuk knoopt, eene zaak die aan den eenen kant met evenveel vuur en ijver verdedigd als aan den anderen kant met bekwaamheid bestreden wordt.
Verder vinden we een stuk: ‘Tien jaren uit de geschiedenis van Californië’, weder hoogst merkwaardig, omdat men er uit leert, dat zelfs dáár waar eene maatschappij zich vormt uit gaauwdieven en schurken, het goede in de menschelijke natuur toch ten slotte boven komt. ‘Het troostrijke en leerrijke in deze wonderlijke vereeniging is,’ zegt fröbel, ‘dat zoodra die gevaarlijke elementen in elkanders nabijheid waren, de voormalige vijanden van eene welgeordende maatschappij de ijverigste verdedigers van dien nieuwen staat werden. Eigen behoefte leidde tot vorming en tot veredeling der menschelijke maatschappij. Er bleef hun, mag men zeggen, geene andere keus over, dan om als burgers te leven, als zij leven wilden.’
Het laatste grootere stuk geeft het berigt van een ooggetuige over de belangrijkheid der Russische bezitting aan de Amurrivier, grootendeels bevestigende hetgeen men òf van andere zijden reeds wist, òf gegronde reden had om te vermoeden.
Uit deze opgave van den inhoud en hetgeen daarvan nader gezegd werd, zal men wel de overtuiging kunnen erlangen, dat ‘De Globe’ in dit stuk getrouw gebleven is aan het programma dat uit het vorige stuk te lezen was, en dat het tijdschrift dus voortdurend ondersteuning verdient.
De eenige opmerking, die nog gemaakt mag worden, zou deze zijn, of platen zooals er ook nu weder eene bij dit stuk gevoegd is, niet veel gevoegelijker vervangen zouden kunnen worden door iets anders, hetzij eene kaart, of een vel druks meer, of wel eene meer belangrijke afbeelding. In een Atlas pittoresque moge het niet onbelangrijk zijn om ook eene afbeelding te hebben van ‘Loehoe uit zee gezien met het blokhuis’, ik geloof dat de meeste lezers der ‘Globe’ zich evenveel als Ref. - dat wil zeggen, zoo wat niets - er voor interesseren zullen, om die plaat zoo enkel te bezitten.