wij - gelijk dit bij den eersten Jaargang der nieuwe Serie gevoegelijk door ons geschieden kon - onze beoordeeling van 't Groninger Tijdschrift telkens met algemeene beschouwingen over aard en strekking wilden inleiden. Met een verslag dus nopens de afzonderlijke stukken meenen wij allezins te kunnen volstaan.
De bundel wordt geopend met de Verhandeling van Prof. hofstede de groot over het onderscheid van vrijheid van wil en van handeling. Zonder ons voor dit pas opzettelijk in den disteligen strijd tusschen determinisme en indeterminisme te mengen, verklaren we toch te deelen in de publieke opinie, dat het determinisme hier te lande zijne consequentiën te verre, veel te verre begint te trekken, en dat eene reactie van bevoegde zijde als een noodwendig antidotum moet beschouwd worden. Als zoodanig is, nevens de studie van hoekstra, ook dit - naar gewoonte, smaakvol geschreven - opstel van den Groninger Hoogleeraar, al houdt niet elk zijner argumenten evenzeer steek, der lezing en overweging dubbel waardig. Vooral niet minder intusschen hebben we op met zijne opmerkingen over den kerkelijken toestand van België, waaraan later nog een woord over de worsteling in België is toegevoegd. Er is in België veel goeds; er is vele mogelijkheid van vooruitgang; er is ontvangbaarheid voor meer goeds, ook voor het vrije Evangelie; er is groote behoefte aan betere kennis van 't Evangelie; in die behoefte moet van buiten, met name uit Nederland, voorzien worden: - deze vijf belangwekkende gezigtspunten zijn met even juisten blik opgegrepen, als met fiksche trekken in 't licht gesteld.
Wanneer we nu naast deze beide stukken het verslag plaatsen van paret's paulus und jesus, door dezelfde bekwame hand opgemaakt, dan hebben we genoemd wat in onze schatting de meeste waardij, althans de meeste aantrekkelijkheid aan den Jaargang bijzet. In zijne soort is nogtans niet minder geacheveerd de, slechts ten deele van elders ontleende, beschouwing van douwes over georg cassander en zijne Godgeleerdheid. Maar, ontzeilt d. reeds niet gehéél de klip van te groote uitvoerigheid, waardoor zoovele hedendaagsche monographiën meer vermoeijen dan boeijen, in veel grooter mate treft deze bedenking - hoeveel lofs wij ook anders voor stijl en inhoud over hebben - den om zijne wijdloopigheid in