onder dezen titel slechts twee Voorlezingen, die als een vervolg van: ‘Het Christendom in de drie eerste Eeuwen’, door bungener, de gasparin, merle d'aubigné en vignet kunnen worden beschouwd en daarom door denzelfden Vertaler en denzelfden Uitgever in hetzelfde Nederlandsche kleed worden aangeboden. Wij hebben hiermede reeds genoeg gezegd om onze lezers iets goeds te doen verwachten, en wel iets goeds in een bepaald genre, namelijk eene historische studie in populairen trant, helderen stijl en aangenamen vorm, die hare waarde ontleent aan den hedendaagschen strijd tegen Rome. De Eerw. Vertaler zegt dan ook al aanstonds in zijn Voorberigt, dat bungener in dit geschrift aan Rome zijn ambrosius bestrijdt, of dat hij aan het Pausdom zijne argumenten met goed gevolg poogt te ontrukken, die het uit den Ambrosius, diens echte of onechte geschriften, tot staving van zijn wankel gezag bijbrengt. Wij gelooven met v.o., dat onze worsteling tegen Rome wel wat meer op het terrein der Patristiek mag worden overgebragt. Het Evangelie toch, de grondslag onzer overtuiging, wordt als zoodanig door de Roomsche kerk achter gesteld bij de kerkvaders. Die ‘heilige’ kerkvaders, martelaars, enz. zijn als 't ware de hemelsche wolke van getuigen, welke in 't oog van den Roomsch-katholieke den Pauselijken stoel met eene glorie omgeven, waarvoor de vrome met diep ontzag moet nederbuigen. Maar toont men nu op onwederlegbare gronden aan, dat die wolke van getuigen niet vóór, maar tegen den Paus getuigt, dan wordt diezelfde nimbus een donderwolk, waaruit de bliksem schiet, die eens den tiran van 't Quirinaal zijne driedubbele kroon van den schedel werpen zal. Protestanten oefent u daarom vrij in de Patres; zij zullen u ontegenzeggelijk vele wapenen in handen geven, die van onberekenbare
waarde zijn om den Ultramontaanschen geest te wederstaan. Echter, wat van oosterzee beweert, dat de wijze, waarop bungener den strijd aanvat, nieuw is, daarmede kunnen wij niet instemmen. Zij moge in de laatste 100 jaren wat in vergetelheid geraakt zijn; maar vroeger kampten de Hervormers, de schrijvers der Centuriae Magdeburgenses, de Zwitsersche hottinger, en andere ook Nederlandsche folioen quarto-schrijvers naar hartelust met de woorden der Patres, tegen den ‘Antichrist’ van Rome. Hoe zou ook anders de uitgave van zoo vele Patres door zoo vele Protestanten bezorgd