| |
| |
| |
Korte mededeelingen.
Jammer, dat de mannen der practijk, de mechanieke kinderen onzer eeuw niet lezen kunnen: ‘Simonis karsten, Prolusio Academica, qua linguarum veterum Graecae praecipue studium commendatur, habita Traj. a/R.M. Sept. mdccclviii.’ Men behoeft slechts op de, niet zooals velen trachten, overmatig sierlijke, maar zuivere, degelijke Latiniteit te letten, om hem het regt toe te kennen, als verdediger dier studiën op te treden, die de wind der nieuwigheden wel gaarne zou willen wegblazen. Er wordt natuurlijk alleen bewezen, wat dikwijls (schoon nog niet te dikwijls) is gedaan, dat de studie dier beide doode talen (niet onaardig zegt hij, dat zonder die eigenlijk de nieuwe talen dood zouden zijn) noodig, zeer noodig is, en niet, - waar het eigenlijk op aankomt - dat men zijn tijd tegenwoordig niet nog nuttiger zou kunnen besteden. Maar het wordt bezadigd en goed gedaan. Als historisch argument wordt o.a. het voorbeeld der Chaldaeën en Aegyptiërs - ver in empirische wetenschappen, maar in alle andere opzigten achter - den vergoders der stoffelijke, empirische of positive kundigheden, waarschuwend voorgehouden. Als ook dat bij de Romeinen eerst toen die kunsten begonnen te bloeijen, toen zij reeds maatschappelijk en moreel erg achteruit gegaan waren. Hij vindt ze wel goed die machinae atmicae, viae ferratae, telegraphi electrici, enz., maar het zijn hem slechts instrumenta, quorum utilitas pendet a mente ‘quae agitat molem.’
De Surinaamsche (?) Adressen, bij kemink & zoon te Utrecht gedrukt, is eene brochure, die de emancipatie der Slaven in Suriname bespreekt, een onderwerp, dat niet in een paar bladzijden is af te handelen, maar aan velen uitgeput schijnt. Aan de eene zijde staat de menschelijkheid, pleitende (schoon ook niet meer zoo luidruchtig, als in de dagen toen Uncle tom's Cabin verslonden werd) voor de vrijheid van den mensch; aan den anderen kant repliceert de eigenaar, die niet gaarne gedepossedeerd wordt van zijne bezittingen. De harmonie tus- | |
| |
schen deze twee stelsels te vinden, is de oplossing van het vraagstuk. - De brochure geeft een goed overzigt van de onderscheiden stelsels.
Eene Stem uit Nederland, door w.h. suringar. Leeuwarden, g.t.n. suringar. 1859. - Eene Stem uit Baden, van Dr. k. röder. Bij denzelfden. 1858. Beide brochures behandelen de vraag: of de cellulaire gevangenis wenschelijk is, en in het bijzonder of bij de cel niet een of meer zalen gevoegd moeten worden voor hen, die ongeschikt blijken, of voor als nog ongeschikt zijn voor de cel. Het onderwerp is zoo herhaaldelijk besproken, dat ons Tijdschrift er niet meer over zeggen wil. Alleen dit, dat, naar ons oordeel, alles van de toepassing der straf afhangt, en dat het niet altijd even gemakkelijk is de straf heilzaam te doen werken. Veel tact, menschenkennis en beleid zijn er noodig, om voor de gevangenen de cellulaire gevangenisstraf niet tot eene voortdurende pijniging te maken. In die groote taak is men bij ons te lande gelukkig geslaagd. - De eigenaardige, boeijende wijze van betoog van den Heer suringar, die in deze zaak zoo veel deed, zal ook hier weder vele lezers lokken, die wij aan het werkje van harte toewenschen.
De Redactie heeft er geene schuld aan, dat de lezers van dit tijdschrift nu eerst iets hooren van de Taalkundige Aanmerkingen over het Wetsontwerp op het Lager Onderwijs, door w.f. carlebur. Eerst landde het bij vergissing aan bij een anderen persoon dan de Redactie bedoeld had, en toen de bedoelde persoon het ontving, was het ontwerp reeds behandeld en op het punt van aangenomen te worden. Het boekje bleef dus liggen en werd vergeten. En achtten wij het niet onzen pligt er ten minste met een paar woorden melding van te maken, wij lieten het nog langer liggen, zoolang totdat het geheel vergeten was. De schrijver is met het wetsontwerp dat hij behandelt, niet bijzonder ingenomen. Reeds in de voorrede trekt hij er dapper op los. ‘Over het wetsontwerp op het lager onderwijs,’ zegt hij, ‘zijn er van verschillende kanten zoo vele juiste aanmerkingen, op een paar na alle zaakkundig, gemaakt, dat men daaruit veilig kan opmaken,
| |
| |
dat het zaakkundig beschouwd eene groote prul is. Uit de omstandigheid, dat er onder die aanmerkingen, waarvan het grootste gedeelte zeer scherp zijn, slechts een paar taalkundige zich bevinden, zoude men al ligt kunnen besluiten, dat het ontwerp in goede taal en stijl vervat ware. Doch dit zou zeer verkeerd wezen, want ook taalkundig is het eene der grootste prullen. Ter staving onzer bewering verwijzen wij naar onze aanmerkingen.’ En wat leeren nu die aanmerkingen? Dat de taal van het ontwerp slecht, zeer slecht is? Och neen, wij hopen en verwachten, dat zeer velen dit gezien hebben, ook zonder dat het hun bepaald aangewezen werd. Waarlijk, de heer carlebur zegt niet te veel, wanneer hij het in dit opzigt eene der grootste prullen noemt. Maar wij gelooven ook niet te veel te zeggen, wanneer wij oordeelen dat het eene even groote prul gebleven zou zijn, indien de minister al de aanmerkingen van den heer carlebur had aangenomen. Want het zou er op verscheidene plaatsen beter, maar misschien op even veel plaatsen slechter door geworden zijn. De uitgevers zullen ons, hopen wij, niet kwalijk nemen, dat wij met de aankondiging van dit werkje zoo lang gewacht hebben. Eene spoediger aankondiging zou het debiet zeker niet bevorderd hebben.
Een Roman-Spiegel, of weerkaatsing van Levensbeelden. Door ch. thorner. Tholen, j. steenmeijer. 1858. In gr. 8vo. 201 bl., met gesteendrukten titel en vignet. f 3.- Zoo weinig als Ref. den zonderlingen titel van dit boek begrijpt, even weinig sympathiseert hij met den inhoud, die een zamenraapsel is van vertalingen uit het Engelsch, Fransch en Hoogduitsch, en uit novellen bestaat, die voor 't grootste deel in reeds lang vergeten tijdschriften verspreid zijn. Een enkel - No. 2, een Kersverhaal - vonden wij jaren geleden zelfs in een schoolboek. Even armzalig als de inhoud, is ook de uitvoering, die door slordigheid, vooral wat den druk betreft, zich onderscheidt. De teekenaar van het vignet schijnt zich de moeite der lezing van het verhaal, waaraan het denkbeeld ontleend is, niet te hebben gegeven, want waar men, op het titelplaatje afgaande, vermoeden zou, dat de handeling op een warmen, zonnigen zomernamiddag plaats grijpt, blijkt uit het verhaal,
| |
| |
dat de aanval van rogers op Digby op Kersavond ten acht ure gebeurde.
Ref. hoopt dat deze ‘Romanspiegel’ spoedig op 't boêlhuis van van der beek onder den ‘rommel’ zal worden verkocht. Hij verdient geen beter lot.
l - e.
In het pracht-maandwerk Hertha: Losse Bladen uit het groote boek van Geschiedenis, Natuur en Kunst, onder hoofdredactie van j.j.l. ten kate (te Rotterdam, bij h. nijgh), begroeten wij alweder een nieuw tijdschrift. Het zal ongetwijfeld zijn bestaan niet te danken hebben aan het besef, dat er in ons vaderland te weinig periodieke werken uitkomen. Wij worden letterlijk overladen met tijdschriften; of wij ons over dit verschijnsel verheugen moeten, is de vraag. Bij zulk een overvloed heeft van zelf versnippering van krachten plaats, en deze kan nimmer eene goede uitwerking hebben, vooral in een land als het onze, waar die krachten toch zoo menigvuldig niet zijn.
Wat nu betreft de twee afleveringen van Hertha, ons toegezonden, zij bevatten veel wat de onderneming aanbeveelt. De stukken van den Redacteur over Avignon, De Ruïnen van Babylon, Isola Bella; de bijdragen van Dr. l.r. beynen over De Dom te Keulen, en van Mr. p.g. van ghert over Egyptische Bouwkunst, de niet onderteekende beschouwing over Luther en Hildebrand hebben wij met genoegen gelezen. Het bijschrift van j.p. hasebroek bij de gravure naar g. schalkens' Verloochening van petrus is hier niet misplaatst. Het versje van Mr. a. boxman is niet zoo fraai, dat men er den gespierden dichter in herkennen zou.
De uitvoering is keurig, de platen fraai, de prijs zeer laag gesteld.
Uitmuntend in zijne soort is: ‘De Rozenteelt. Praktische Handleiding voor Kweekers en Liefhebbers van Rozen, enz. Naar de nieuwste bronnen bewerkt en met eigene waarnemingen voorzien door w.c. spoor. Met houtsneden tusschen den tekst, eene gravure en eene in kleuren gedrukte plaat. Amst. j.c.v. kesteren.’ De schrijver, die zoo geheel in dit vak te huis is, tracht u zoo beknopt mogelijk te onderrigten aan- | |
| |
gaande de geschiedenis der rozen (liever der rozencultuur), en over al wat er bij planten, verzorgen, snoeijen, vermeerderen, oculeren, griffelen, enten, stekken, enz. enz. is op te merken, waarbij hij een aantal opmerkingen en voorbeelden voegt, uit de ervaring van anderen en uit zijne eigen ondervinding. Eindelijk geeft hij als Tweede gedeelte eene systematische opgave en beschrijving van de voornaamste der tallooze rozensoorten. - Voor kweekers van beroep zal het eene gemakkelijke handleiding zijn, en voor ieder die de liefhebberij op eenigzins groote schaal drijft, zal dit boekje eene ware goudmijn van kennis zijn.
Dr. b. meylink had, van Kampen uit, op zekeren zondag een togtje naar het eiland Schokland ondernomen, en dit heeft hem aanleiding gegeven om eene Beschrijving van Schokland en de Schokkers te publiceren. Wij gelooven gaarne dat daarin alles beschreven is, wat er maar van dat eiland en zijne bewoners te beschrijven viel, maar wij moeten daarbij opmerken dat dit zeer weinig belangrijk is. Alleen met het oog op de voorgenomen ontvolking van Schokland kan deze beschrijving misschien aan sommigen, in wier achting het eiland te hoog of te laag stond aangeschreven, inlichtingen geven. - Er is echter in dit boekje (te Kampen, bij k. van hulst) meer te lezen dan genoemde Beschrijving; Dr. meylink heeft ook de losse gedachten en gesprekken van zijn zondags-reisje ten algemeenen nutte laten drukken. Wij hebben hier dus impressions de voyage, Reisebilder, en al zijn die nu ook niet te vergelijken bij die van heine, er komen toch menige aardige opmerking en behartigingswaardige wenk in voor. Daarenboven is de Beschrijving, enz. los gesteld, zoodat zij zich zeer goed lezen laat, en is het boekje versierd met eene nette kaart van Schokland, waarop ook de grondboring in 1804 gedaan en de profilen der steenen aardglooijing en van den loopkistdam zijn aangegeven. Wij meenen Dr. meylinks geschrift om deze redenen te mogen aanbevelen.
De bekwame thénot, die de leer der perspectief op nieuwe basis gegrondvest en eene theorie daarvan heeft ingevoerd en onderwijst, die algemeen ingang begint te vinden, verdient wel in ons land bekend te zijn. Daarom was het eene goede
| |
| |
onderneming om tot de verspreiding zijner theorie bij te dragen door de vertaling van een zijner werken, dat er de gronden kort en zakelijk van zamenvat, zijne Principes de perspective pratique. De Heer a. allebé kon zich daartoe berekend achten, en heeft het uitgegeven bij j.h. scheltema onder den titel: ‘De gronden der werkdadige doorzigtkunde, voor elk bevattelijk gemaakt, en onmisbaar voor teekenaars in het algemeen, enz.’ - Dat ietwat snoevende reeds op den titel is in den geest des Franschen schrijvers, die bekwaam, maar ook niet nederig is. Naar aanleiding der op de acht steendrukplaten gegeven voorbeelden worden de wijzen van uitvoering in kernachtige definities en regels verklaard. Daardoor heeft het boek wel iets zeer droogs en dors; maar het is dan ook een leerboek, en hier en daar wordt het drooge door eene opheldering uit des schrijvers artistische ondervinding opgehelderd. De vertaler heeft zich wel niet veel moeite gegeven om overal een vloeijenden periodenbouw te verkrijgen, maar is toch wel geslaagd in de niet zeer gemakkelijke taak, om het origineel met juistheid en in tamelijk Hollandsch weder te geven.
Niemand ijveriger om de geestesbehoeften van een zeker publiek - toch altijd een publiek en wel talrijk - te bevredigen, dan de uitgever g.t. bom. Van zijne serie philister-publicaties heeft een tweeden druk beleefd: ‘De vrolijke Pretmaker in Gezelschappen, inhoudende: 60 gezelschapsspelen, 75 pand-inlossingen, 10 profeteerkunsten, 70 gemakkelijke kunststukjes, 18 kunstjes met de kaart, 34 rekenkundige opgaven, 64 raadsels, strikvragen en woordspelingen, 32 charades en logogryphen met de antwoorden, een nieuwen alphabetischen droomuitlegger en 75 toasten en tafelzangen. De populaire, - wel populaire - j. schenkman heeft deze uitgave ‘veel verbeterd’.
Op den vinger nageteld geeft het boekje dit alles wat de rijke titel belooft. Daarom, lieve goede menschen, die van nature wat flaauw zijt uitgevallen en juist daarom eene onoverwinnelijke neiging hebt om grappig te zijn - besteedt uwe 100 cents voor deze rijke collectie van al wat het groote grappenmakersgild, sedert jaren en eeuwen misschien, heeft uitgedacht. Gij zult er meê schitteren. Zelfs een fatsoenlijk man
| |
| |
kan er zijne kinderen meê amuseren. Vrolijk zal uw pretmaker u zeker maken. Sla b.v. onder de gezelschapsspelen No. 16, Het Zuchten, eens op:
‘Een uit het gezelschap zegt overluid: Heeren en Dames! het oogenblik is daar, om uwen bedrukten harten lucht te geven; gij behoeft uw verdriet niet langer te onderdrukken. Zucht vrij op, zoo hard u goeddunkt.’
‘Nu begint ieder verschrikkelijk te lagchen’, enz.
Grappig is het dus; uitbundig grappig.
Weinig waarde (f : - 30) maar ook weinig pretentie heeft een nieuw boekje door van goor te Gouda uitgegeven over ‘Het Schaakspel, bevattende eene duidelijke en klare voorstelling van de gezamenlijke regelen van dit spel, door vele afbeeldingen, partijen en opgaven opgehelderd, inzonderheid ook van die partijen; (,) welke op het Schaak-tournooi te Londen tusschen (dus niet door) anderssen en staunton gespeeld zijn. Door carl könig.’ Dit laatste zal wel beduiden dat het van c. könig vertaald is, en wel door iemand, die Hollandsch genoeg kent, om het te spreken, maar niet om het te schrijven. ‘Nu ja, doch genoeg voor zoo'n boekje!’ - zal hij gedacht hebben, en in ons land gaat die beschouwing door.
De hoofdregels, eene kleine handleiding bij het spelen van het enkele spel - niet de partie à trois of à quatre - en wat voorbeelden, zietdaar wat men in deze 48 bl. 12mo. vinden zal.
Een boekske, dat, door een bekwaam onderwijzer toegelicht, van veel nut in onze lagere scholen kan zijn, is: De Aardbol. Door f.j. houwen. Derde, verbeterde en vermeerderde druk. Te Groningen, bij f. folkers. 1858. Wij stellen met opzet deze conditie, omdat wij vooronderstellen, dat de schrijver dit schoolboek meer als lees- dan als leerboek wil beschouwd hebben, en wij in dit geval overtuigd zijn, dat de meeste leerlingen onzer lagere scholen, van die hoofdstukken vooral waarin onze aarde uit een wiskundig oogpunt beschouwd wordt, zonder veel toelichting, bitter weinig voordeel zouden trekken voor hunne aardrijkskundige kennis. Moest het aan de vereischten van een leerboek voldoen, dan zou het alleen wegens het onvolledige reeds onze geheele afkeuring verdienen; doch, zoo als wij reeds zeiden, de schrijver heeft
| |
| |
blijkbaar aan zijne leerlingen een en ander van onzen aardbol willen mededeelen, en wij moeten die poging en de wijze waarop het geschiedde ten volle toejuichen. Aangezien wij met de vroegere uitgaven van dit werkje niet bekend zijn, kunnen wij niet over de daarin aangebragte verbeteringen en vermeerderingen, waarvan het titelblad spreekt, oordeelen.
‘Gij, wien de gave des Lieds is geschonken,
Denk, dat uw rijkdom der Jonkheid behoort.’
Wanneer zullen wij deze roepstem van onzen heije door onze vaderlandsche dichters beantwoord zien? Gretig grijpen wij naar iederen bundel, waarin wij de bewijzen daarvan verwachten te vinden, want ook wij erkennen de waarheid der woorden, waarmede heije zijne ‘Kinderstemmen’ besluit:
‘Liedren van 't kind worden daden des mans.’
Wij zullen niet spreken van de menigte teleurstellingen, reeds in dit opzigt ondervonden; maar wat wij gevoelden, toen wij Prettige Ernst. Fabelen en Versjes voor Kinderen in school en huis; door w. seymour mulder. Tweede druk. Leeuwarden, g.t.n. suringar. 1858. 38 bl. opsloegen... wij hadden in een dichter meer respect voor het kind verwacht. - Zal men dan nimmer ophouden platheid en zouteloosheid als noodwendig tot de vorming der kinderziel te beschouwen? Wij zijn te verontwaardigd om deze vraag met betrekking tot het bovengemelde werkje te beantwoorden, niettegenstaande een tweede druk het helaas! ontkennend antwoord daarop schijnt te geven.
Herinneringspunten en Verstandsoefeningen, ten dienste van de hoogste klasse der lagere Scholen, door g.c. mulder, Hoofdonderwijzer aan de eerste openbare school voor uitgebreid lager onderwijs te Nijmegen. Arnhem, bij j.f. thieme. 1859. In kl. 8vo. VII en 112 bl. f : - 40. - Onder bovenstaanden titel heeft de Heer mulder een aantal nuttige zaken vereenigd - Spraakkunst, Cijferkunst, Aardrijksbeschrijving, Geschiedenis, Natuurkunde - daarvan datgene gegeven, wat de leerling zich in die verschillende vakken bepaald in 't geheugen moet prenten, en door eene schetsmatige uitwerking een geleidelijken weg willen aanwijzen om te voldoen aan de eischen, die de nieuwe regeling van 't onderwijs voorschrijft.
| |
| |
Ieder onderwijzer, die dit werkje bij zijn onderwijs zal willen gebruiken, om met behulp daarvan 't vroeger geleerde en behandelde nog eens opzettelijk na te gaan, kan daaraan zoodanige uitbreiding geven als hij voor zijn bijzonder doel geschikt zal achten.
Aan 't einde vindt men een tal van Verstandsoefeningen of Vragen en Oefeningen over de behandelde vakken. In goede handen, we bedoelen van onderwijzers die deze verschillende wetenschappen geheel overzien, zal dit boekje, naar 't ons toeschijnt, eene geschikte handleiding kunnen zijn.
Geschiedenis des Vaderlands, voor jonge lieden, ook ten gebruike op Gymnasiën en andere Inrigtingen van Onderwijs, door a. beeloo. Tweede Stuk (van het jaar 1648 tot op den tegenwoordigen tijd). Amsterdam, h.j. van kesteren. In kl. 8vo. XIV en 224 blz. - In 't XIde Nommer van den vorigen jaargang maakten we met gunstige vooringenomenheid melding van 't verschijnen van 't Eerste Stuk van bovenstaand werk. Meenden we toen, dat èn de heldere wijze van voorstellen èn de bezadigde toon die allen aanstoot voorkomt, gepaard met grondig onderzoek en zucht om steeds der waarheid hulde te doen, 't werk aanspraak gaven op eene hooge plaats onder de verschillende onder ons bestaande Leerboeken over Vaderl. Geschiedenis, - het Tweede Stuk heeft deze meening bevestigd.
't Nu voltooide werk biedt onze jeugd een even beknopt als volledig overzigt onzer, meer dan die van eenig ander volk, merkwaardige en leerrijke geschiedenis aan. Ware 't ons vergund, we zouden gaarne door 't aanhalen van menige belangrijke bladzijde ons gunstig oordeel staven; - we moeten er ons meê tevreden stellen den algemeenen indruk weêr te geven, dien 't geschrift der zoo bekwame hand op ons gemaakt heeft.
Schoon ook zonder eenige aanprijzende aankondiging een boek als dit weldra zijn weg vindt, hopen we toch, dat deze weinige woorden velen zullen nopen, om weldra eene plaats in boekenkas of -kasje in te ruimen voor een werk, dat men als eene aanwinst mag beschouwen ter degelijke beoefening van de geschiedenis van ons vaderland.
a.b.m.
Onder den eenvoudigen titel van: ‘Kinderliederen voor school
| |
| |
en huis, gedeeltelijk naar het Hoogduitsch van hoffmann von fallersleben’, heeft de Heer l. lammers, jr. twee stukjes uitgegeven (te Groningen, bij p. van zweeden, 1858), die ons door de Redactie van dit Tijdschrift ter recensie zijn toegezonden.
Het doet ons genoegen te mogen zeggen, dat ofschoon hier niet veel geleverd wordt (in het geheel 32 bl. in kl. 8vo.), dit weinige evenwel veel goeds bevat, waarmede het ons aangenaam was kennis te maken. Wel hadden wij liever gezien, dat de zangwijzen hier en daar wat opgeruimder waren geweest; maar zij zijn toch vrij afwisselend en vallen over het algemeen in den kindergeest, zoo als ons, bij genomen proeven op eene lagere school voor den beschaafden stand, gebleken is.
Gelijk hierboven vermeld is, luidt de titel: voor school en huis. De inhoud der 23 zangstukjes, waarvan de versificatie vloeijend is, voldoet aan dit voorgestelde doel, minstens even goed als de welbekende zangoefeningen van van dapperen, de ‘Zangvogeltjes’ (Rotterdam, wenk en de vletter, 1854), de ‘Kinderliederen voor scholen en huisgezinnen, door j. spaan’, en andere dergelijke werkjes, die thans op onze lagere scholen met vrucht gebruikt worden.
De prijs (10 cents per stukje) is, bij eene zeer goede uitvoering, zoo laag gesteld, dat het werkje voor een ieder gemakkelijk te verkrijgen zal zijn; wij voorspellen den uitgever een goed debiet.
l.a.h.
Onder die schoolboekjes, met welke wij dezer dagen kennis maakten, behoort ook een werkje, uit twee stukjes zamengesteld en getiteld: ‘Hebt de Dieren lief! Een Leerboekje voor kinderen; eerste stukje, vijfde druk, à 10 cts., en tweede stukje, tweede vermeerderde druk, à 15 cts., te Sneek, bij j. campen. 1858.’ Uit het voorberigt vernemen wij, dat de Schrijver, die zich, zedig genoeg, eenvoudig p. teekent, zijne twee boekjes, op verzoek van den Uitgever, met toepasselijke versjes heeft voorzien. Wij hebben hiertegen, in dit geval, niets aan te merken, omdat de versjes nog al vloeijend zijn en den kindertoon goed gevat hebben; doch, in den regel, zijn wij verklaarde vijanden, van dat inmisceren van Uitgevers in werken van studie of smaak, omdat (het zij met alle respect voor die Heeren gezegd!) hun gezigteinder meestal beneveld
| |
| |
wordt door de voornaamste quaestie: ‘Hoe zal ik het aanleggen, om mijn Schoolboek bij de Meesters ingang te doen vinden?’ Wij herinneren ons, bij die gelegenheid, de aanmerking van een onzer vruchtbaarste Uitgevers, die op een door een Franschman geschreven schoolwerk slechts deze bedenking had: ‘Het Fransch is te mooi, zij (wie, die gelukkigen zijn, laat zich raden) zullen het niet begrijpen, en in plaats van het boek te recenseren, op het voorberigt azen!’ Zijne predictie werd vervuld; doch door wie en op welk eene wijze?
Doch ter zake. Het werkje: ‘Hebt de Dieren lief!’ is ons goed bevallen, en wij wenschen den bekwamen steller lust en krachten toe, om zijne talenten op dit wel eenvoudige, doch schoone gebied te blijven aanwenden. Eene enkele aanmerking mogen wij echter niet achterhouden, t.w. dat de Schrijver, onzes bedunkens, al te gul is te werk gegaan in het gebruik der uitroepingsteekens, vooral in het eerste stukje, waarin wij ze met verkwistende hand als gezaaid vinden: men zie alleen bl. 36, alwaar de helft der !! had kunnen bespaard worden.
l.a.h.
Dat op onze scholen bij 't vervaardigen van opstellen ter oefening van het denkvermogen, meer orde en regelmaat moet zijn dan meestal plaats vindt, zijn we volmaakt eens met den schrijver der Practisch-Theoretische Handleiding ter vervaardiging van Opstellen in de moedertaal, enz. Door w.f. carlebur. Tiel, Wed. d.r. van wermeskerken. 1858. In kl. 8vo. IX en 224 blz. f 1-10 - van daar, dat we gelooven hem te mogen danken voor zijne onzes inziens welgeslaagde poging, om hiertoe meê te werken.
We hebben 't werkje met genoegen gelezen, en houden ons overtuigd, dat de onderwijzer, die eerst de XXII verschillende oefeningen om 't gedachte te leeren uitdrukken met zijne leerlingen behandelt - de afwisseling, de uitbreiding, die daar ligt aan gegeven wordt, hangt hierbij natuurlijk van den onderwijzer zelven af - daarna de hier gegeven eigenschappen van een goeden stijl, de regels om 't gedachte goed te leeren uitdrukken, met hen nagaat, de rijke stof verder door hen laat verwerken en toepassen, - spoedig de vruchten van zijn arbeid zal bespeuren in de meer logische wijze, waarop hij de door hem voorgestelde stof zal uitgewerkt zien.
| |
| |
Wij althans zullen er eene proef meê nemen en stellen er ons wel iets van voor. Enkele onnaauwkeurigheden, die ons onder 't lezen zijn in 't oog gevallen, b.v. bl. 4 (in de weegschaal stellen voor in de waagschaal stellen), bl. 6 (kindsheid voor kindschheid), bl. 157 (wordt ook hier... eenen vorm als voorbeeld gegeven), bl. 159 (ten prooi), bl. 160 (den toeëilenden jager), bl. 160 (de deugd beloont zich zelven), bl. 173 (eindelijk is het zekerlijk) en andere, die nog hier en daar te vinden zijn, willen we niet angstvallig nagaan; ook schijnen de volzinnen, ter verdere invulling op bl. 4-6 gegeven, hier en daar erg stroef; - dan de Schr. zal 't een en ander, wordt eene tweede uitgave noodig, zelf wel opmerken. 't Geheel is, dunkt ons, als eene aanwinst voor 't onderwijs te beschouwen.
De uitgeefster verdient lof om de uitvoering.
a.b.m.
Over de bekende zaak van den sergeant hofman is veel gesproken; men schijnt daarover ook veel te willen schrijven. Door iemand, die zich noemt een Lid van de voormalige compagnie vrijwillige Jagers der Leidsche Hoogeschool, is nu weder (bij de Wed. borleffs en ten have te Amsterdam) eene vrij lijvige brochure over deze zaak uitgegeven. Het is een verbazend opgewonden geschrift, waarin de schrijver partij kiest voor den sergeant; hier en daar met blijkbaren tact opgegesteld, op andere plaatsen zeer plat en brutaal. Wie belang stellen in de quaestie, mogen ook deze bladzijden lezen, opdat zij, na de zaak van alle kanten bekeken te hebben, billijk in hun oordeel zijn. Ten dien einde raden wij hun aan meer op des schrijvers argumenten dan op zijne hevige uitvallen te letten.
Een vijfde jaargang is uitgekomen van het Drentsch Jaarboekje, te Assen, bij van gorcum en comp., Provinciale Drukkers. Alle autoriteiten, gemeenteraden, enz. in Drenthe vindt men er in opgegeven, met en benevens het bestuur van den Staat, van de verschillende kerkgenootschappen, enz. Het is een zeer complete, goedkoope (à f : - 60) en dus aanbevelenswaardige wegwijzer.
|
|