dat het niet noodig is, om in een voor den zang en de musicale opvoering bestemd gedicht, iets wat naar gezonden zin zweemt, te brengen. Dit vers is evenwel geen opera-lied, maar een bij uitnemendheid orthodox gedicht, welks inhoud gij uit den titel nooit raden zoudt. Het bezingt den dood en de opstanding van christus, en in verband daarmede des Christens overwinning op den dood. Deze schijnt althans de hoofdgedachte, maar de verwarring, de onbestemdheid, de ongerijmde voorstelling maken het moeijelijk om deze gedachte altijd in het oog te houden. Wat nu de poëtische waarde betreft, de schoonheid van den vorm, - men oordeele naar een paar proeven. Hoe vindt ge dit:
IJlt een maagd den staatsiestoet
Bij het jongste dienstverleenen,
En het stof aan 't stof vereenen
Van den jongling dien zij mint, -
Of deze dichterlijke beschrijving van de kruisverheffing:
De heuvel is bereikt, en 't aaklig Golgotha
Weergalmt van woest getier, tot aller turende oogen
Een kruis, en, na het eerste (!), een ander, en daarna
Het derde (!!), lang verbeid, in 't midden zien verhoogen...
En hier hebt ge nu nog iets fraaijers, evenzeer uitmuntende door kieschheid van gedachte, zuiverheid van smaak en schoonheid van vorm:
Maar als een bliksemflits, die snel
Het duistre zwerk doorklieft, en 't eeuwen heugend woud
In vlammen op doet gaan, stijgt uit het diepst der hel
De Aartsvijand, en doorrent, - (Geen hooger magt weêrhoudt
De breede flank van zijn ontzachlijk geestenheir!) -
De ruimte, daalt, met hen, bij 't kruis van christus neêr,
En woelt er bandloos, als een storm in 't stofgewemel!...
Zij persen woedend jezus bloed
De wonden uit, en weten 't niet,
(Verdwaasd door stikziend' overmoed)
Wat heilstroom door hun handen vliet!...
Nu, bescheiden lezer, zult gij zeker meer dan voldaan zijn, en, na deze proeve, u over niets meer verwonderen. Gij zult,