dit verlof heeft reade een vrij gebruik gemaakt door ons twee deelen logens om bestwil (?) op te disschen. Ik houd veel van lezen en daarom gaan mij nog al boeken door de handen; natuurlijk komen er daaronder voor van allerlei gehalte, maar, ik moet het bekennen, in jaren kwam mij niets onder de oogen, zóó verward van plan, zóó oppervlakkig van bewerking, zóó plat en zouteloos van stijl, in een woord, zóó nietig als het voor mij liggende werk.
Hoe kon men zoo iets vertalen? zulk onkruid groeit op vaderlandschen bodem meer dan genoeg, en vergeefs zullen ‘de scherp getande snoeken’, waarvan de Gids heinrich heine laat spreken, hun best doen om den inheemschen katvisch te verslinden, indien men vreemden katvisch in onzen letterkundigen vijver binnenlaat. De meeste werken hebben bij hunne gebreken toch nog wel de eene of andere goede zijde; men kan b.v. een geschrift, wat stijl en inhoud betreft, in het genre ennuyeux rangschikken, en er evenwel eene goede strekking in waarderen; maar dit heeft weinig wat het aanbeveelt, want behalve de hoofdstrekking om iederen lezer aan het geeuwen te brengen, pleit het verhaal ook nog ten voordeele van bedrog en logen. - Eene vrouw die op een bloot courantenberigt haren echtgenoot gesneuveld acht, sluit minder dan eene maand daarna een geheim huwelijk met een ouden minnaar; eenigen tijd later komt de eerste man terug en nu wordt de apocryfe dito, met en benevens een kind, van welks geboorte hij zelf onkundig is gelaten, behendig geëscamoteerd.
Deze dame wordt, na alle die handelingen, genoemd: de opregte, de getrouwe, en schoon zij te zwak is om de gevolgen harer daden te dragen, en zulks voor rekening van hare zuster laat, wordt zij in eene gezwollen tirade op de laatste bladzijde verheven, als bezittende - heldhaftige deugden.
Bijna zou men denken hier het werk voor zich te hebben van een piepjong schrijvertje, zóó jong, dat hij lodewijk XVI een armen ouden man noemt, en de hagchelijkste vraagstukken in zijn roman laat oplossen door een meisje van negentien en een jongeling van een-en-twintig jaren. Hij spitst zijn vernuft voor nieuwe beelden die echter niet alle even bevallig genoemd mogen worden: de vrouwen zijn nu reeds zoo lang bij bloemen vergeleken, en daarom zoekt onze vriend, minder vleijend, zijn troost bij de redelooze dieren, en