gangen en catacomben in deze vestingen van middeneeuwsche vroomheid, de wondervolle uitreddingen en de openbaringen van bijgeloof te midden van de uitspattingen des ongeloofs, - zietdaar romantische elementen genoeg, waarvan de schrijver een niet slecht en redelijk gematigd gebruik heeft gemaakt.
Van daar is dan ook het tweede deel dramatisch, romantisch genoeg. Maar toch heeft het geheel, vooral het eerste deel, iets zeer eentoonigs. De reden hiervan is eenvoudig, dat het personeel dat het drama eigenlijk speelt, zeer klein, en de hoofdpersoon een verbazend vrome, maar weinigbeduidende fantastische en overgevoelige dweeper is. Eerst dweept hij met menschelijke zaken, met de liefde en zijne ietwat vervelende bloemencorrespondentie. Maar daarbij is hij zulk een onhandig en onbegrepen, ongelukkig schepsel, dat het treurig is om aan te zien. Door den invloed van een bovenmenschelijk heilig wezen, natuurlijk een monnik, wordt ook hij voor de dingen die des geestes zijn gewonnen, en vindt de hoogste zaligheid in het kloosterleven. De intrigue draait echter hoofdzakelijk om eene vreemdsoortige vergissing, waardoor onze held door de zijnen voor dood wordt gehouden.
Om smaak te hebben in de dweepende, maar wat eentoonige beschrijvingen en beschouwingen van de zaligheid des kloosterlevens en de verhevenheid der monniken, moet men Catholiek zijn. Echter is het toch eene lieve dweeperij en een geest van zachtmoedigheid, die er ons uit tegenwaait. Ook komt den schrijver de eer toe, dat hij zijne dikwijls vervelende beschouwingen en monologen hier en daar door levendige tafereelen en juiste menschkundige grepen heeft weten af te wisselen.
Ongetwijfeld heeft de schrijver bij velen zijner geloofs- en landgenooten diepen indruk gemaakt, want hij bepleit zijne zaak althans met groote warmte en zonder bitterheid. Daarom kan het zeer goed zijn, dat het boek in Spanje opgang heeft gemaakt. Ook is het gansch natuurlijk dat een Hollandsch Catholiek tijdschrift het in zijne kolommen heeft willen opnemen. Daarmede was namelijk een aanvang gemaakt, toen men, bij de uitgave door scheltema van het geheele boek, goed vond er mede op te houden. Hoe echter deze anders verdienstelijke uitgever er op gekomen is, om dit boek aan ons, toch grootendeels Protestantsch publiek aan te bieden, begrijp ik maar half.