niet door den scherpen geesel der satyre, maar door den zachten adem der liefde.
't Schijnt, althans blijkens de Voorrede, dat de Heer huët in het hier uitgesproken gevoelen niet deelt, maar van meening is, dat wanneer iets schoon is, het er ook verder niet op aankomt in welken geest het geschreven is. ‘De vraag’ toch, zegt hij (Voorr., bl. vi), ‘of een boek schoon is, behoort onder beschaafde lezers zwaarder te wegen dan de vraag of het bedoelde boek ons aanstaat en of wij sommige uitdrukkingen niet anders zouden hebben gewenscht.’ ‘Dit laatste oogpunt’, voegt hij er bij, ‘is dat van de willekeur en van den wansmaak.’
Wij hadden gaarne gezien, dat de Heer huët deze vreemde en in ons oog onjuiste, ja zelfs ietwat gevaarlijke stelling eenigzins uitvoeriger had ontwikkeld en toegelicht. Zij was, dacht ons, de eer van een weinig ‘uitpluizens en nacijferens’ ook ‘in eene Nederlandsche voorrede’ wel waardig. Gelijk zij toch nu daar staat neêrgeschreven, zoo naakt en zonder eenig betoog, moeten wij er ten ernstigste protest tegen indienen. De kunst toch is het voertuig, het middel, hoewel een zeer uitnemend middel, waardoor heilige en verhevene indrukken in ons worden gewekt en het goede, het waarachtig goede nader gebragt wordt tot ons hart. Meer echter is zij niet. Zij is dienaresse, geen heerscheresse. Wat zij uitdrukt, het moet schoon niet alleen, het moet ook waar en goed zijn. Zoodra wij haar eene hoogere plaats toekennen, treden wij al aanstonds op het gebied der kunstvergoding, door w. francken, az. in den eersten jaargang van het Tijdschrift Licht, Liefde, Leven zoo meesterlijk geschetst, en verliezen wij den maatstaf uit het oog, naar welken alles in de zedelijke wereld, ook het schoone en de kunst, moet worden afgemeten en beoordeeld.
Trouwens, wij kunnen het naauwelijks gelooven, dat het den Heer huët met zijne stelling volkomen ernst zou zijn geweest. Zien wij toch hem zelven met de pen in de hand, - 't zijn thans de hierboven aangekondigde ‘Overdrukjes’, die wij bedoelen, eene verzameling van opstellen van zijne hand, vroeger hier en daar in verschillende Jaarboekjes geplaatst, maar nu bijeenverzameld en onder bovengemelden titel bij c. zwaardemaker, te Haarlem, in het licht gezonden, - wij worden dan juist verrast door zijn streven - een streven 'twelk zich bij hem duidelijk en zeer kennelijk openbaart - om ook