Phocion. Eene historische Studie van A. Romeyn, Phil. Theor. Mag. Litt. Hum. Doct. Rotterdam. C.W. Draijer. 1858. In gr. 8vo. 63 bl. f : - 50.
Het doel van den schrijver was, zooals hij in zijne voorrede getuigt, om eene rehabilitatie van phocion's goeden naam te leveren. Hij vangt aan met doel en weg van den waren staatsman te schetsen en stelt vast, dat de ware staatsman, met vaste beginselen toegerust, zich schikt, waar het noodig is, naar den geest zijns volks, en alleen dan kan slagen, als hij de voor het karakter zijner natie geschikte middelen aangewend heeft. Ik kan dit den schrijver niet toestemmen. Een staatsman, natuurlijk een ware, moet zich niet schikken naar den geest zijns volks, waar het noodig is; maar alleen dan en dan ook geheel, als het karakter van dat volk goed is. Blijkt het dat eene natie inderdaad haar waarachtig belang beoogt, een belang, dat met wat waar, regt en goed is niet strijdt, de staatsman schikke zich naar den geest van dat volk en lette slechts in zooverre op de omstandigheden, als hij daardoor de goede beginselen, waarmede alleen volksgeluk bestaanbaar is, niet zal verloochenen; anders lette hij er niet op.
Om zijne stelling te verdedigen geeft de schrijver eene biographie van phocion, den Athener. Hij wil ons in 't leven van dezen man doen zien, dat hij daarom alleen het slagtoffer van zijne beginselen geworden is, omdat hij ze wilde toepassen ook toen ze met den tijdgeest in strijd waren. - Phocion behoorde ten tijde van philippus en alexander te Athene tot de Macedonische partij en was tegen den oorlog, om de eenvoudige reden, dat hij het raadzaam achtte (bl. 23) den weg der overreding en der bevrediging in te slaan met hen die sterker waren dan de Atheners, raadzamer dan de wapenen op te vatten. En te regt, volgens den heer r. (bl. 25), ‘want het leven des Atheenschen staats scheen uitgedoofd.’