| |
| |
| |
Korte mededeelingen.
Van Ds. w. kraijenbelt, Pred. te Scheveningen, werd ons dezer dagen door den Uitgever h.j. gerretsen, te 's Hage, toegezonden: 1o. De ware Zielespijs. Tiental Overdenkingen over het H. Avondmaal, vertaald uit het Hoogduitsch van heinrich XII, jüngerer Reusz, Graf und Herr zu Plauen; in 12mo., VI en 135 bl., f : - 60; 2o. de beide eerste Nommers van een Zestal Leerredenen, behelzende Luc. xviii:9-14, De regtvaardiging eens zondaars voor God, en 1 Petr. iv:18, Het rampzalig einde der goddeloozen, afgeleid uit het naauwelijks zalig worden der regtvaardigen. 't Een zoowel als 't ander is ons zeer meêgevallen. Des S. orthodoxe standpunt is bekend, en hij zoekt het niet te verloochenen, wat hem trouwens ook, zoolang hij niet van beter overtuigd is, slechts verachtelijk maken zou; maar nergens vervalt hij in uitersten van scholasticisme of mysticisme, noch slaat hij tot hatelijkheden over. De oorspronkelijke preken zijn daarvan zelfs nog meer vrij dan de vertaalde overdenkingen, waarin men - wat, orthodox of niet, niet meer gebeuren moest - nog eene vergeestelijking van 't Hooglied vindt, en Joh. vi nog van 't Avondmaal verstaan wordt. Onder de feilen, door k. zelven begaan, viel ons meest in 't oog, dat hij in eene gelijkenis, door christus bij zijn leven uitgesproken, den Tollenaar op diens zoenoffer laat staren. Toch, in weerwil van dit een en ander, zouden we beiden, No. 1 en No. 2, veel liever in de
handen onzer orthodoxe gemeenteleden zien, dan menig ander product van hunne pers, en bevelen ze hun dus met ruimte aan. Ja, met een grein zouts gebruikt, zullen althans de Leerredenen ook den meer vrijzinnigen lezer niet ongesticht laten. Te meer nog, daar stijl en taal, waaraan onze orthodoxen van den tweeden rang zich zoo dikwijls plegen te bezondigen, hier integendeel allezins gekuischt mogen heeten. Van 's gelijken is de vertaling ongedwongen, en - eene zeldzaamheid! - van Germanismen, zooveel wij zien kunnen, ganschelijk vrij. Evenmin eindelijk hebben we op de netheid der uitvoering iets af te dingen.
v.p.
Eene geheel andere godsdienstige rigting wordt vertegen- | |
| |
woordigd door de Christelijke Betrachtingen. Eene bijdrage tot de stichtelijke lectuur, naar de behoefte van deze tijden, door p. hofstede de groot, Hoogleeraar, c.h. van herwerden, c. hz. en m.a. amshoff, Predikanten, te Groningen. Ten jare 1834 van de pers gekomen, heet de Uitgever m. smit, te Groningen, daarvan thans eene goedkoope uitgave (XII en 282 bl. in gr. 8vo, à f 1-80) in 't licht te zenden. Hiervoor leze men echter met vrijmoedigheid: goedkoope aanbieding der nog voorhanden exemplaren, getuigen de laatste bladzijde, waarop het Ie Dl. 1e St. van hüffel's Prot. Leeraars-ambt wordt geannonceerd met de verzekering, dat ‘dit belangrijk werk met nog 2 stukken compleet zal zijn.’ Hoe dit wezen moge, al zijn deze Betrachtingen niet volkomen meer naar de behoefte van deze tijden, er is daarin genoeg en te over, wat voor alle tijden behoefte is, om ze in goeden gemoede aan alle Christelijke gezinnen te durven aanprijzen. Is niet alles vaste spijze voor de volmaakten, er is ook goede onvervalschte melk voor de kinderkens noodig. Voor weinig gelds ontvangt men hier inderdaad multa et multum!
v.p.
De Heer james, Predikant bij de Waalsche gemeente te Breda, heeft eene Bloemlezing uit de Gedachten van pascal in het licht gegeven, voorafgegaan door eene korte schets van pascals leven en eene vlugtige beoordeeling van zijne godsdienstige denkwijze (Arnhem, j.w. swaan, 1858). Wij zijn even ingenomen met pascal als de Heer james, en juichen het zelfs nog meer toe dan hij, dat de schrijver der Pensées het betoog voor de waarheid des Christendoms, waartoe vroeger (en ook nu nog) de profetiën des O.V., de wonderen en voorspellingen van jezus werden gebezigd, heeft overgebragt op zedelijk gebied, en de volkomen overeenstemming der leer van christus (liever: des Christendoms) met de innigste behoeften der menschelijke natuur heeft aangetoond. En toch kunnen wij onze onverdeelde sympathie met deze Bloemlezing niet betuigen. Om pascal wèl te verstaan, moet hij in zijn tijd worden gekend en in het oorspronkelijke worden gelezen. Veel wat hier voorkomt, was in den leeftijd des schrijvers uitnemend, maar kan thans door den verlichten Christen niet meer worden beaamd. De Heer james zal dit wel niet toestemmen, die o.a. in zijne inleiding zegt, dat het betoog van
| |
| |
p. voor de waarheid en goddelijkheid der leer van christus, door de vervulling der profetiën, een meesterstuk der redeneerkunde is, waarvan de kracht onweêrstaanbaar is. - Ons komt het voor, dat het Christendom, in zijn wezen altijd nieuw, voor elke eeuw en ieder geslacht in nieuwe vormen moet worden gehuld; wordt de nieuwe wijn in oude lederen zakken gedaan, dan bersten ze en de wijn gaat verloren. Pascal koos een vorm, voor zijn tijd bijzonder geschikt, maar minder voor den onzen. Daarom hebben zijne ‘Gedachten’ slechts eene betrekkelijke waarde, al erkennen wij de juistheid en schoonheid van vele, vooral zijner zedekundige opmerkingen.
- r -
Van chonia's Wat er van Diepenbeek werd, is, bij c.l. brinkman, een derde goedkoope druk verschenen, à f 1-25, geb. f 1-60. Gij die p. van limburg brouwer's geestige werk in zijne kleine gedaante bezit, vergeet niet chonia's boekje er naast te plaatsen. Gij weet, dat het afvalt, wanneer gij Het Leesgezelschap hebt gelezen; gij weet, dat chonia zich in dit werk niet van de voordeeligste zijde als schrijver van verdichte tafereelen doet kennen; maar gij weet ook, dat hij rijke, volle, warme gedachten heeft over de tegenwoordige rigtingen op godsdienstig gebied, welke gij moogt ter harte nemen en in praktijk brengen, al worden zij u in wat gewrongen stijl aangeboden.
Onder de vele stichtelijke Tijdschriften, die maand in maand uit de harten der lezers trachten te heiligen, behoort er ook een, waarvan ons de jaargang 1858 is toegezonden, dat geredigeerd wordt door de HH. a.h.v.d. hoeve en j.p. de keyser en den titel draagt: Het Brood des Levens. De jaargang kost f 3.- Titels hebben tegenwoordig weinig beteekenis meer, want het gaat er meê als met de eigennamen: men heet het kind jan, piet of klaas, omdat het toch een naam moet dragen. Van het werk des uitgevers w. becking, te Doesborgh, mogen wij niet veel goeds zeggen. De druk is beneden het middelmatige, en ook de premieplaat kan de vergelijking niet doorstaan met die van het Christelijk Album of Bijbelsch Dagschrift. De Redactie is gelukkig geslaagd in het krijgen van medearbeiders; behalve van v. koetsveld heeft zij kopij kunnen magtig worden van hooykaas herderscheê, l.w.e. rauwenhoff, w. scheffer, s.k. thoden van velzen,
| |
| |
a.w.v. campen, h.v. berkum, r.c.h. römer, f.w.b.v. bell, s.j.v.d. bergh, j. witkop, r. bennink janssonius en p. hofstede de groot. Die namen zeggen genoeg om den geest van dit Tijdschrift te kenmerken, waarbij wij voegen, dat de ontwikkeling der godsdienstige kennis hier meer wordt behartigd dan in andere dergelijke periodieke werken. Maar het scheelt veel, dat het die degelijkheid heeft, welke de opgegeven namen zouden doen verwachten. Blijkbaar hebben vriendschapsbetrekking en eens gedane belofte van meêwerking dikwijls tot schrijven gedwongen, terwijl de geest maar half getuigde. Dit neemt niet weg, dat zulke mannen als de genoemde altijd iets leveren, waarin wat goeds en eigenaardigs is, al kan de gedachte: ‘hoe onbeduidend! hier moet de naam veel goed maken!’ niet onderdrukt worden. Vergelijk b.v. het stukje van Prof. hofstede de groot. Wij mogen daarom dit Tijdschrift aanbevelen, zij het ook niet met den hoogsten lof; het bekleedt zijne plaats niet zonder eer. Waarom Dr. d. burger, jr. er aan meêwerkt - dat begrijpen wij niet.
De inteekening wordt met de uitgave van de laatste aflevering gesloten, en daarna zal de prijs van het werk verhoogd worden. Wel kan het iets hebben van eene laatste vermaning, waarmeê de werver van toeschouwers voor eene kermisvertooning de gapende menigte tot binnenkomen uitlokt; maar wij achten ons toch verpligt om met nadruk op deze woorden te wijzen, die op den omslag van iedere aflevering van het Bijbelsch Woordenboek voor het Christelijk Gezin, uitgegeven door moll, veth en domela nieuwenhuis, te lezen staan. Reeds zijn wij in de nu verschenen elfde aflevering van het derde deel gevorderd tot het artikel Verleiden. Wij voor ons weten, dat wij geene verleiders zijn, wanneer wij een elk wien degelijke bijbelkennis ter harte gaat, allerdringendst er toe opwekken om zich dit werk aan te schaffen. De Hoogleeraar scholten levert in deze aflev. een belangrijk artikel over den Brief aan titus, de Hoogleeraar veth behandelt onder meer van zijne werkzame hand Tobias, Tyrus en Verbond. Ook zijne mederedacteurs moll en domela nieuwenhuis hebben in deze aflevering zich niet onbetuigd gelaten, die daarenboven zich aanbeveelt door enkele artikels van Dr. kemink en Dr. v.d. ham en door de zorgvolle bewerking, die Dr. blom heeft ten koste
| |
| |
gelegd aan Uzzia. Dit Woordenboek bezit de zeldzame eigenschap, dat het ook een aangenaam leesboek is.
Oom karel. Een Verhaal, door de Schrijfster van ‘Bijbelsch Dagboekje voor Kinderen’, ‘De Bijbel in het Leven’, enz. III Deelen. Te Amsterdam, bij h. höveker. 1857, 1858. In gr. 8vo. 557 bl. f 4.-. Als een dunne draad loopt door dit drietal netgedrukte, doch door grove houtgravures niet zeer versierde deeltjes eene familie-geschiedenis, die op zich zelf niets bijzonders heeft, maar dan ook slechts moet worden aangemerkt als het encadrement van hetgeen de hoofdbedoeling der schrijfster is: een tafereel van de werkzaamheden en den uitslag der Christelijke zending in Afrika, opgehelderd door een paar kaartjes en getrokken uit reisverhalen van zendelingen, benevens uit binnen- en buitenlandsche zendingsberigten. Voor het inderdaad vele goede, ware, belangrijke, dat wij hier aantreffen, is het jammer, dat men, even als in vele inzonderheid vroegere berigten van zendelingen, de sporen aantreft van eene overdrevenheid, b.v. een zoo zuiver Christelijken geest bij pas bekeerde heidenen, dat men wel eens onwillekeurig twijfelt, niet aan de goede trouw der berigtgevers, maar of zij ook voor uiting van ware overtuiging en alzoo van eigen, zelfstandig geloof hebben gehouden hetgeen voor een goed deel het nazeggen van opgevangen klanken was. Overigens verdient dit werk boven vele andere, mede ‘door de vereeniging ter bevordering van Christelijke lectuur’ uitgegeven, aanprijzing en lof. Bij wat minder geprononceerde rigting, die eigenlijk ook in zulke boeken niet te pas komt, zou die lof nog sterker kunnen zijn. Maar het vele goede en schoone, dat een warmen Christelijken indruk achterlaat, verbiedt ons, om op die kleur veel te letten. De lijst van drukfouten is groot, maar nog veel te klein, dat is jammer; de
ondervinding heeft ons geleerd, dat de beste indrukken bij de voor allerlei indrukken zoo ligt vatbare jeugd ligt verloren gaan door ééne opgemerkte drukfout, om welke een gansche volzin wordt voorbijgezien, en voor de jeugd is ‘Oom karel’ vooral geschreven.
Ds. c.s. adama van scheltema, die de bezorger is van vele goede vertalingen, heeft het genoegen mogen smaken om zijn | |
| |
eersteling van vóór twintig jaren nog eens aan de pers over te geven. Van h.g. demme's Pachter martijn en zijn Vader is, bij c.l. brinkman, eene tweede uitgave in klein formaat in 't licht verschenen, a f 1-50, geb. f 1-80. Jammer, dat zij met zoo weinig zorgvuldigheid is gecorrigeerd. Dit ontsiert het anders zoo verdienstelijke volksboek, op 't welk wij gaarne de woorden toepassen, die de vertaler uit wolff's Encyclopaedie der deutschen National Litteratur overneemt: ‘Demme was een man, die om zijne reinheid van hart en wandel en om zijne beproefde wereld- en menschenkennis even hoog te waarderen is als om... zijne verdiensten als schrijver van zedekundige verhalen. Zijn stijl is eenvoudig en edel. Zijn doelwit onderwijzen. Meesterlijk zijn in zijne verhalende schriften de schilderingen en ontwikkelingen van bijzondere karakters, die hij hoogst belangwekkend en met de grootste waarheid weet voor te stellen.’ Dat is eene groote lofspraak, welke wij echter moeten vergezellen met de opmerking, dat het eigenaardig Christelijke in dit volksboek wel wat meer tot zijn regt mogt gekomen zijn.
Altijd wachtende op eene twaalfde aflevering, hebben wij de elfde van vinke's Nieuwe Testament, bevattende De Brieven van den Apostel paulus aan de Philippensen en Colossensen laten liggen zonder er melding van te maken. 't Zou wel der moeite waardig zijn om deze geheele uitgave van de HH. j.g. van terveen & zoon aan eene naauwkeurige en onpartijdige kritiek te onderwerpen en haar zuiver te karakteriseren. Dat zij de vrucht is van veel vlijt en naauwkeurigheid getuigt ook weêr deze aflevering. Wie er iets ferms en flinks, iets cordaats in zoekt, zal zeer bedrogen uitkomen. Met dit al kan zulk een werk, hoeveel beter het ook kon zijn ingerigt en bewerkt, veel nut doen en schijnt het ook in trek te zijn, daar reeds verscheiden afleveringen een tweeden druk hebben beleefd.
Nog eens is het woord: Kinderkens! het is de laatste ure, voor eene afscheidspreek als tekst gebruikt door Ds. j.w.th. lublink weddik. Mogt het nu toch waarlijk voor de laatste maal zijn! Een jong predikant, die zijne eerste gemeente verlaat, en johannes toen hij schreef: 't is de laatste ure -
| |
| |
welk een onderscheid! Doch dit onderscheid behoeft niet in aanmerking te komen, want het tekstwoord wordt alleen op den klank af gebruikt. Bijzonders heeft de preek - niets. Het ‘veelvuldig (!) verlangen’ verontschuldige hare uitgave. Zeker heeft Ds. l.w. gemakkelijkheid van stileren boven velen vooruit; zietdaar het eenige dat de kritiek van zijn werk zeggen kan.
Het zal wel niet noodig zijn om eene eigenlijke beoordeeling te geven van de Vraagboekjes, die gedurig in het licht verschijnen ten gevolge van de hoogte, waarop het godsdienstonderwijs in de Protestantsche kerken, met name in de Nederlandsche Hervormde staat. Doch dit neemt niet weg, dat wij gaarne loffelijke aankondiging geven van k.a. wagner's Bijbelsche Verhalen voor scholen, catechisatiën en huisgezinnen, dat door Dr. l.s.p. meyboom, thans Predikant te Amsterdam, in der tijd is vertaald, later omgewerkt en aangevuld. Van het Eerste Stukje, bevattende de geschiedenissen van het Oude Verbond, ontvingen wij den achtsten druk, blijk genoeg van het ruime debiet, dat dit in vele opzigten uitmuntende boekje gevonden heeft. Het is dan ook kort en doelmatig. De prijs, slechts 30 cts., behoeft niet af te schrikken. Er behoort een Vraagboekje bij, 15 cts. kostende, en even als de Verhalen, te Groningen bij j.b. wolters uitgegeven. Deze beide boekjes hebben dit bijzondere, dat zij wel de lotgevallen des Joodschen volks tot op de ontbinding van den staat des Israëlitischen volks bij de verwoesting van Jeruzalem behandelen, maar die des N.V., en dus ook die van jezus, in een afzonderlijk tweede stukje ontvouwen.
Academisch Proefschrift over Artikel 68 der Grondwet, in verband met de Geschiedenis van het Nederlandsche Staatsregt beschouwd, door s.m.s. de ranitz. Groningen, j.b. wolters. 1858. In 8vo. 131 bl. - Wanneer men bedenkt hoe zeer in ons kleine land ten allen tijde het provincialisme geregeerd heeft, en het eene gewest niet als broeder met het andere verkeerde, maar als vijand afgunst en haat in het harte droeg; wanneer men nagaat hoe in onze geschiedenis de betrekking der provinciën onderling en de verhouding van dezen weder tot het Gemeenebest aanhoudend eene milde bron van quaestiën
| |
| |
bleef, - dan is het voorzeker een gelukkig denkbeeld te noemen, dat zich een schrijver opdeed, die over dit onderwerp ons wilde voorlichten. Artikel 68 der Grondwet gaf daartoe eene gereede aanleiding. De commentaar op dat artikel echter moest niet zeer uitgebreid zijn, want het vond nog zeer zelden toepassing, en de meeste quaestiën waartoe het artikel aanleiding kon geven, zijn quaestiën van vorm, welke de tijd en de praktijk veelal het geregeldst en volledigst oplost. Aan dat artikel wordt dan ook door den Heer de ranitz weinig aandacht gewijd, maar zijn betoog is historisch en gaat in chronologische orde de allerbelangrijkste vraag na, omtrent de verhouding der provinciën onderling, van de Unie van Utrecht af tot de invoering der Grondwet toe. Dat onderzoek is met veel kennis en studie geschreven. Met groote ingenomenheid beschouwen wij deze proeve, die vooral uit een historisch oogpunt hoogst gewigtig is; niet het minst voor den tijd van maurits en oldenbarneveld, waarin de bepalingen der Unie - zeker niet de duidelijkste - tot de bekende geschillen aanleiding gaven. Den historicus vooral zij het werk van den Heer de ranitz aanbevolen, al raden wij ook den jurist en diplomaat het niet ongelezen te laten.
Opdat men niet denke, dat de nieuw verschenen deelen der verzameling van luttenberg's Chronologische Verzameling ons minder dan de vroegere interesseren, vermelden wij gaarne dat daarvan het jaar 1842 is verschenen en ons toegezonden. Indien wij er niets verder van vermelden, maar alleen aan de vroegere referten herinneren, is het om onze lezers niet te vervelen. Luttenberg's verzameling is een voortreffelijk boek; maar Referent zit er meestal mede in, hoe hij de loffelijke aankondiging variëren zal bij de toezending van elk nieuw verschenen deel.
Kemink en zoon gaven de Wet van 2 September 1854, houdende vaststelling van het Reglement op het Beleid der Regering van Nederlandsch Indië, in het licht (Utrecht, 1858, in 8vo., 27 bl., f : - 40). Het boekje bevat niets dan de Wet zelve, en is dus als boek boven de critiek verheven, wat men ook voor of tegen het Reglement wille aanvoeren. Hoe gelukkig als men geene commentaren geeft!
| |
| |
Mr. p. van bemmelen rakelde de quaestie van De Meerderjarigheid van den Prins van Oranje nog eens op, in eene brochure, te Leiden, bij p. engels verschenen. De schrijver kiest partij voor Graaf van limburg stirum en tegen den Heer van der does de bije. Wij blijven de meening van den laatste volgen, op de gronden in de referte van diens brochure vermeld. Wij achten de vraag een axioma.
Een anonymus sprak in eene brochure, te Breda, bij broese en co. in 1858 uitgekomen, over Het Wetsontwerp tot evenredige verdeeling der Grondbelasting. Hij keurt dat ontwerp zeer goed en acht er mede voldaan aan eene lang gevoelde behoefte. Ten volle deelen wij in dit gevoelen, maar toch achten wij het onderwerp al zeer à vol d'oiseau behandeld in deze brochure, die niet veel meer dan het Ontwerp en de Memorie van toelichting bevat.
De Heer g.h. bletz gaf zijne Beschouwingen over de Plaatselijke Belastingen met betrekking tot de Voorstellen der Regering in het licht (Rotterdam, otto petri, 1858. 32 bl. f : - 35). Daarin worden de voorstellen der Regering bestreden. Het onderwerp is, ook in dit Tijdschrift, zoo dikwijls besproken, dat wij ons met de aankondiging dezer brochure vergenoegen, en alleen den Gemeentebesturen het spreekwoord herinneren, dat hem die het onderste uit de kan wil hebben, het lid op den neus valt.
Van onze Staatswetten bestaat eene legio uitgaven. Mr. a. de pinto vermeerderde dat getal door de uitgave dier Wetten met een Alphabetisch Register en de verwijzing naar de tot elk artikel betrekkelijke wetsbepalingen in den smaak van het Wetboek van oudeman. Dit denkbeeld is niet ongelukkig, en het boek (dat zeer goedkoop is) kan zoodoende velen het zoeken besparen. Dit is een groot voordeel, want... Time is money.
De Heer w. hoogvliet verzamelde alle Wetten en Besluiten van 1808 af, tegen wier overtreding straf is bedreigd (Gorinchem, j. noorduyn en zoon). Dit werkje voorziet in eene wezenlijke behoefte. Er is zooveel verboden, dat men bijkans niet meer weet wat men wel doen mag, en het is dus zeer wenschelijk, dat men in goede orde verzameld vinde, wat bij Be- | |
| |
sluiten en Wetten met straf is bedreigd. Degeen die met de opsporing of vervolging der misdrijven belast is, zal den compilator evenzeer dank zeggen, en hij en de jurist zullen het werkje naast de Strafwetten van van deinse, en het werk van oudeman en de jongh in zijne kast plaatsen, den Heer hoogvliet dankende, die hem onaangenaam zoeken bespaard heeft.
De bedoeling, waarmede de uitgever j.h. siddré, te Utrecht, ons een Nommer van den IVden Jaargang toezond van het gunstig bekende Tijdschrift Flora en Pomona, is zeker alleen geweest om ons te herinneren, dat het bij voortduring blijft bestaan. Wij willen beleefder zijn dan hij, en hem niet dat eene Nommer terugzenden, maar ons genoegen betuigen over het bestaan en den voortgang van dat Tijdschrift. Wanneer mannen van wetenschap en van practijk, zooals de Redacteurs en medewerkers zijn, er zich aan wijden, om aan eene zoo edele liefhebberij voedsel en voorlichting te geven, dan is het niet te verwonderen, dat deze specialiteit door een goed en sierlijk tijdschrift vertegenwoordigd wordt. Met genoegen hebben wij van de korte, alleen uit een stilistisch oogpunt hier en daar wat zwakke, stukjes kennis genomen. Eene beschrijving van de doorbloeijende roos, Victor Trouillard, opent het Nommer, eene afbeelding daarvan versiert het, en eene aardige mededeeling over een Aquarium zal het voor velen aanlokkelijk maken.
Spreuken en Rijmen voor de lagere Volksschool, door h.g. van der veen, Onderwijzer te Driesum. Te Dockum, bij a. schaafsma. 1857. In kl. 8vo. 4 bl. en 75 blz. - Onder bovenstaanden titel wordt ons een bundeltje versjes aangeboden, door den Schr. ter afwisseling met die van van alphen in 't licht gegeven, en vooral voor de lagere volksklasse bestemd. Tot dusver wisselden wij de kindergedichtjes van van alphen met die van goeverneur en heije af, en denken daarin ook vooreerst geene verandering te maken, aangezien 't ons voorkomt, dat die drie dichters te zamen ruime stof geleverd hebben voor de lagere scholen. - Intusschen vonden we ook hier verscheidene, aardige, zangerige versjes; van de meesten echter kunnen wij dit niet zeggen: vaak is de uitdrukking verwrongen en onduidelijk gemaakt om des lieven rijms wil.
|
|