beduidend. Het lieve Dorpje van Dr. n.b. donkersloot is nog het beste, en als dat het beste is - wat is dan 't overige? Donkersloot weet los te vertellen, ziedaar zijne verdienste. Gaf van koetsveld niets? Neen, hij het liet aan zijn zoon over, die u voor eene novelle van 's vaders hand een versje bij een regen geeft met den allerongewoonsten aanhef:
Welkom! welkom! frissche regen! enz.
De fantazy van wilhelmina johanna van ravesteyn over Grafbloemen is wel niet kwaad maar zij behoort toch volstrekt niet tot de categorie, die vrijheid zou geven om van een goed proza-stuk in den Vergeet mij niet te spreken. Ach, dat alledaagsche, middelmatige!
Vooral als dat alledaagsche, dat middelmatige in poëtischen vorm tot ons komt. ‘Wel aardig! wel goed!’ dat moest niet zoo dikwerf de uitspraak zijn na de lezing van een almanakkenvers. En toch kan men niet anders zeggen van laurillard's Twee gezigten op een badplaats; v.d. veen's Graaf floris de Vijfde; boxman's Lofdicht op johannes van eyk; sifflé's Gods woord; elmina's De slaap, beeld van den dood; erica's Moederlief, waar zijt gij? berman's De heuvel Golgotha; prudens van duyse's De Ridder en de Priester; v. zeggelen's Ideaal en werkelijkheid; wijsman's Het sterfbed in de hut. Weinig is er in het boekske dat ons de plaatsing geheel onwaardig schijnt; zeker zouden wij daaronder rekenen het welbekende Loover uit het Zuiden op het graf van tollens met dat slot:
Maak, graver, nu den kuil maar digt!
Of de opname van wittmanns Dichtbloemen met de vlugge vertaling van ten kate niet allereerst zij toe te schrijven aan gebrek van goede Nederlandsche stukken, laten wij in 't midden. Gaarne gunnen wij ook de ruime plaats aan de Nieuwe proeve van Sanskritsche poëzij, van den Redacteur, maar zeker zal zij weinig lezers en nog minder lezeressen tot zich trekken. Kost veel te veel moeite om zich in toestanden van geheel andersdenkenden en gevoelenden te verplaatsen; een eerste vereischte om gelezen te worden is, in onzen tijd, dat de schrijver of dichter gemakkelijk zij voor zijne lezers - doch zou 't goed zijn zich daaraan te storen? Vast is het allermoeijelijkst tegen den stroom op te roeijen. Onder de