zeer juist geschetst tafereel aanbiedt van de verhouding, die in Zweden, tijdens de 14e eeuw, tusschen edellieden en lijfeigenen bestond. Ook om de bevallige natuurschildering van het te weinig gekende Noorden verdient het boven de andere met lof vermeld te worden.
Behalve ‘Liefde en hartstogt’ (het laatste verhaal van het eerste deel), dat in geen enkel opzigt den lezer boeit of een aangenamen indruk achterlaat, zijn ook de overige novellen van deze bundels niet zonder verdienste, reden waarom wij deze uitgave aan Leesgezelschappen aanbevelen, - waar zoo wijd uiteenloopende eischen moeten bevredigd worden, dat stellig onder het legio lezers, ook deze ‘Girandola’, de haren wel vinden zal.
Den Heer Uitgever, die voor eene redelijke uitvoering zorg droeg, geven wij echter in bedenking of de goede ontvangst van VAN guseck's ‘Stedingers’, hem wel regt gaf, om zoo kort daarop eene vertaling van diens overige novellen ter perse te leggen, die - behoudens onze niet ongunstige aankondiging toch met den eerstgenoemden roman niet kunnen vergeleken worden, zonder bij die vergelijking te verhezen!