die men vindt ‘so weit die deutsche Zunge klingt’, maar g.f. schijnt er anders over te denken en juist den handelsstand als de ware kern daarvan te beschouwen; ten minsten die alléén wordt er degelijk in voorgesteld en con amore ontwikkeld. Met de andere elementen, die in een volk toch ook voorkomen, schijnt hij niet zeer ingenomen te zijn: zoo wordt onder anderen de geleerde stand slechts vertegenwoordigd door één enkel individu, dat een ziekelijk, fantastisch opgewonden leven met een vroegen teringachtigen dood besluit; de adel (en dat nog wel in Duitschland!!) door eene familie, die, ten gevolge van hare domheid, onbedrevenheid en ligtzinnige bedrijven te gronde wordt gerigt. Hij ontziet zich ook niet om ronduit te zeggen, dat het geene ramp voor den staat zou zijn indien alle adellijke huizen uitstierven. - De kracht van de natie is hier zaâmgevat in den eerlijken handel, en daarvan is weder de quintessence uitgestort in den persoon van anton wohlfart, den held der geschiedenis.
Hij is bepaald van het hout waar men de romanhelden van timmert; zoo iemand die alles bij inspiratie weet, en wien alles gelukt. Als de man in vroeger tijden had geleefd, zou hij zeker een amadis of een roland geweest zijn, maar nu, in deze praktische eeuw, is hij eene poolster voor alle kantoorklerken.
Uit zijne geboorteplaats, Ostrau, een Duitsch plaatsje aan de Poolsche grenzen, komt hij, als een vrij groene burgerjongen, in de naburige hoofdstad, om in eene uitgebreide handelszaak te worden opgeleid; weldra overtreft hij al zijne kameraden en wordt de algemeene vraagbaak. Bij toeval in de salons der groote wereld verschijnende, overschaduwt hij de fijnst beschaafde jongelieden door zijne ridderlijke galanterie. Later bij een opstand die in Polen uitbreekt, beschermt hij zijn patroon en redt hem, met zijne goederen, uit de magt der vijanden, terwijl hij het eindelijk zoover brengt, dat eene geruïneerde adellijke familie, bijna zonder hem persoonlijk te kennen, hem smeekt hare verwarde zaken te regelen en als één man roept: Verlaat ons niet! beschouw u zelven als een doctor die bij een zieke is geroepen.
Dan blijkt het, dat hij tusschen de koffijbalen ook regtsgeleerde kennis heeft opgedaan; dat hij op éénmaal een volmaakte rentmeester en land-ontginner is, en dat zelfs de kiemen van